28 februari 870
SESSIO X - CANONES 10e Zitting - Canones |
|||
► | Canon 21 - De voorrang van Rome onder de patriarchzetels |
Omdat wij geloven dat het woord des Heren, dat Christus tot zijn heilige apostelen en leerlingen heeft gesproken, namelijk “Wie jullie ontvangt, neemt mij op” (Mt 10,40); “en wie jullie afwijst, wijst mij af” (Lc 10,16), ook tot allen gezegd is, die na hen en volgens hen aangesteld zijn als Hogepriesters en leiders van de herders in de katholieke Kerk, bepalen wij dat helemaal niemand van de wereldlijke machthebbers iemand van hen, die de leiding hebben over een patriarchale zetel, mag onteren of proberen van de hun toekomende troon te verwijderen, maar hun alle eerbied en achting waardig moeten achten; in de eerste plaats de allerheiligste Paus van het oudere Rome, maar daarnaast die van Constantinopel en daarna die van Alexandrië en Antiochië en Jeruzalem; maar [dat] ook niemand anders aantekeningen of woorden tegen de allerheiligste Paus van het oudere Rome mag optekenen en samenstellen onder het voorwendsel van het bekendmaken van enkele misdaden; wat zowel Photius onlangs heeft gedaan en Dioscorus veel eerder.
Alwie echter een zo grote grootspraak en overmoed heeft gebruikt, dat hij evenals Photius of Dioscorus in geschriften of zonder geschriften enige beledigingen tegen de zetel van Petrus, leider der Apostelen, aanvoert, laat hij dezelfde en gelijke veroordeling als die ontvangen.
Als echter iemand die enige wereldlijke macht geniet of bezit, heeft geprobeerd om de voornoemde Paus van de apostolische stoel of iemand van de andere patriarchen te verdrijven, dan zij hij veroordeeld.
Als er voorts een algemeen concilie verzameld is en er enige twijfel of ambiguïteit is ontstaan over de heilige Kerk van de Romeinen, dan past het om met ontzag en met passende eerbied een onderzoek in te stellen over het voorgelegde vraagstuk en de oplossing te aanvaarden of hulp te ontvangen of te helpen, echter niet om brutaalweg een uitspraak te doen tegen de Hogepriesters van het oudere Rome.