H. Paus Johannes Paulus II - 14 september 1995
Echter, “dat bepaalde staten de gewenste stabiliteit nog niet hebben bereikt, maar door het geweld werden en worden beheerst, geeft ons nog niet het recht om een heel volk of een hele natie of, wat erger is, een heel werelddeel in een en dezelfde beschuldiging in te sluiten.” H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Africae Terrarum (29 okt 1967), 6
Maar hoe is op het ogenblik in feite de gezamenlijke situatie van het Afrikaanse continent, met name als men haar beziet vanuit de opdracht tot evangelisering van de kerk? De synodevaders hebben zich hierover aldus uitgesproken: “Hoe kan in een werelddeel dat verzadigd is van slecht nieuws, de christelijke boodschap een ‘blijde tijding’ zijn voor ons volk? Waar zijn, te midden van een alles overheersende wanhoop, de hoop en het optimisme die het evangelie brengt? Evangelisering zet zich in voor vele van die essentiële waarden waaraan ons continent zo een groot gebrek heeft: hoop, vrede, vreugde, harmonie, liefde en eenheid.” Bisschoppensynodes, Rapport voorafgaand aan de besprekingen, Relation ante Disceptationem (11 apr 1994), 2
Na terecht te hebben opgemerkt dat Afrika een enorm werelddeel is, waar zeer uiteenlopende situaties worden aangetroffen, en dat men moet oppassen voor algemene uitspraken bij de beoordeling van de problemen of bij het aandragen van oplossingen, moest de speciale vergadering tot haar spijt vaststellen: “Ongetwijfeld geldt voor heel Afrika dat het eindeloos veel problemen heeft: bijna in al onze landen is een verschrikkelijke ellende, een slecht beheer van de schaarse beschikbare middelen, politieke instabiliteit, sociale ontwrichting. We zien met eigen ogen de gevolgen: ellende, oorlogen, wanhoop. In een wereld waarin de rijke en machtige landen de dienst uitmaken, is Afrika praktisch een onbelangrijk, vaak vergeten aanhangsel geworden waaraan iedereen achteloos voorbijgaat.” Bisschoppensynodes, Rapport voorafgaand aan de besprekingen, Relation ante Disceptationem (11 apr 1994), 4
Van mijn kant spreek ik de hoop uit dat de kerk geduldig en onvermoeibaar zal doorgaan met haar werk als barmhartige Samaritaan. Inderdaad hebben thans verdwenen regimes de Afrikanen zwaar beproefd en hun weerstandsvermogen verzwakt: de gewonde mens moet alle vermogens van zijn mens-zijn weer terugkrijgen. De zonen en dochters van Afrika hebben een begripvolle aanwezigheid en pastorale bekommernis nodig. Ze moeten geholpen worden om hun krachten te bundelen voor het algemeen welzijn.