21 januari 1981
Op de tweede zondag door het jaar heeft het Evangelie nog betrekking op de openbaring van de Heer, gevierd op het hoogfeest van de Openbaring des Heren, vanwege de perikoop van de bruiloft van Kana en twee andere perikopen, die eveneens aan het Evangelie van Johannes zijn ontleend.
Op de derde zondag begint de quasi-doorlopende lezing van de drie synoptische Evangeliën; deze lezing beoogt de leer weer te geven die aan elk Evangelie eigen is, terwijl het leven en de prediking van de Heer worden ontvouwd. Bovendien wordt er door deze verdeling een zekere harmonie verkregen tussen de inhoud van elk Evangelie en de ontwikkeling van het liturgisch jaar. Want na Openbaring worden de beginfasen van de prediking van de Heer gelezen, welke een zeer goede samenhang hebben met de Doop en de eerste openbaringen van Christus. Op het einde van het liturgisch jaar komt men vanzelf tot het eschatologisch thema dat aan de laatste zondagen eigen is; de hoofdstukken immers die in de Evangelies voorafgaan aan het lijdensverhaal handelen min of meer uitvoerig over dit thema.
In het B-jaar worden na de zestiende zondag vijf lezingen uit het zesde hoofdstuk van Johannes (de rede over het brood des levens) ingelast; deze inlassing geschiedt op harmonische wijze, omdat de broodvermenigvuldiging in het Evangelie van Johannes de plaats inneemt van hetzelfde verhaal in Marcus. In de quasi-doorlopende lezing van Lucas in het C-jaar is aan de eerste tekst (d.w.z. op de derde zondag) de proloog van het Evangelie toegevoegd die de bedoeling van de schrijver in welgekozen bewoordingen duidelijk maakt en elders geen plaats bleek te kunnen vinden.
Deze lezingen zijn gekozen in verband met de Evangelieperikopen ter vermijding van een te grote verscheidenheid tussen de lezingen van de afzonderlijke Misformulieren, en vooral om de eenheid van beide Testamenten te laten uitkomen.
Het verband tussen de lezingen van eenzelfde Misformulier wordt aangetoond door de zorgvuldig gekozen opschriften boven de afzonderlijke lezingen.
De keuze is zoveel mogelijk zo geschied dat de lezingen kort en gemakkelijk zijn. Maar ook is ervoor gezorgd dat op de zondagen zoveel mogelijk de belangrijkste teksten uit het Oude Testament worden gelezen. Hun verdeling hangt samen met de Evangelielezing d.w.z. zonder logische orde ; de schatkamer van het Woord Gods moet evenwel zó ontsloten worden dat allen die op de zondagen deelnemen aan de Eucharistie met nagenoeg alle belangrijke bladzijden van het Oude Testament bekend worden.
Als epistels wordt de quasi-doorlopende lezing van de brieven van Paulus en Jakobus gegeven (de brieven van Petrus en Johannes worden in de paastijd en in de Kersttijd gelezen).
De eerste brief aan de Korintiërs, die nogal lang is en over allerlei kwesties handelt, is verdeeld over de drie jaarcycli en geplaatst aan het begin van de tijd door het jaar. Eveneens is het wenselijk gebleken de brief aan de Hebreeën te verdelen in twee gedeelten, waarvan het eerste in het B-jaar, het tweede in het C-jaar gelezen wordt.
Men merke op dat er alleen tamelijk korte en niet te moeilijke lezingen zijn gekozen, zodat zij door de gelovigen begrepen kunnen worden.
Onderstaande tabel II geeft de verdeling van de epistels aan over de zondagen door het jaar voor de driejarige cyclus.