
21 januari 1981
De Evangelielezingen hebben een eigen kenmerk : zij hebben betrekking op de komst van de Heer op het einde van de tijden (eerste zondag), op Johannes de Doper (tweede en derde zondag), op de gebeurtenissen die de laatste voorbereiding vormden op de Geboorte van de Heer (vierde zondag).
De lezingen uit het Oude Testament zijn profetieën over de Messias en de messiaanse tijd, vooral uit het boek Jesaja.
De Apostellezingen bevatten vermaningen en aankondigingen overeenkomstig de verschillende kenmerken van deze tijd.
Er is een dubbele reeks lezingen: één vanaf het begin tot 16 december, en één van 17 december tot 24. In het eerste deel van de Advent is de lezing uit het boek Jesaja in de volgorde van de hoofdstukken, met inbegrip van de belangrijkste teksten die ook op de zondagen voorkomen.
De Evangelies van deze dagen zijn gekozen in verband met de eerste lezing. Op donderdag van de tweede week beginnen de Evangelielezingen over Johannes de Doper; de eerste lezing is ofwel de voortzetting van het boek Jesaja ofwel een tekst die gekozen is in verband met het Evangelie.
In de laatste week vóór Kerstmis worden uit het Evangelie van Matteüs (hoofdstuk 1) en Lucas (hoofdstuk 1) de gebeurtenissen voorgehouden die de onmiddellijke voorbereiding vormden op de geboorte van de Heer. In de eerste lezing zijn, in verband met het Evangelie, teksten gekozen uit verschillende boeken van het Oude Testament. Daaronder bevinden zich enige belangrijke messiaanse voorspellingen.