
21 januari 1981
Daar krachtens Christus eigen wil het nieuwe Godsvolk zich onderscheidt door een wonderlijke verscheidenheid van leden, zijn er ook onderling verschillende taken en functies van de afzonderlijke leden met betrekking tot het Woord Gods, zodat de gelovigen dit Woord aanhoren en overwegen, maar alleen zij het mogen uitleggen die op grond van de heilige wijding dragers zijn van het leergezag, of degenen aan wie de uitoefening van deze bediening wordt toevertrouwd.
Aldus wordt In leer en eredienst door de Kerk voortgezet en aan aale geslachten doorgegeven al wat zij zelf Is, al wat zij gelooft, zodat zij In dl loop der tijden voortdurend naar de volheid van de goddelijke waarheid op weg is, totdat in haar het Woord Gods zijn hoogste vervulling bereikt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8