De kenmerken voor de Ordo lectionum voor zon- en feestdagen zijn de volgende:
Iedere Mis heeft drie lezingen :
de eerste uit het Oude Testament, de tweede uit de Apostel (d.w.z. of uit de brieven of uit de Apokalyps overeenkomstig de verschillende tijden van het jaar), de derde uit het Evangelie. Door deze verdeling wordt de eenheid belicht van beide Testamenten en van de heilsgeschiedenis, waarvan Christus, zoals Hij in zijn Paasmysterie wordt gevierd, het middelpunt is.
Een meer afgewisselde en rijkere Schriftlezing op zon- en feestdagen is ook te danken aan het feit dat voor deze dagen een cyclus van drie jaar wordt geboden, en wel zó dat dezelfde teksten slechts om de drie jaar worden gelezen. De afzonderlijke jaren worden aangegeven met de letters A, B, C. Om vast te stellen of men met een A-, B- of C-jaar te doen heeft, gaat men als volgt te werk. Met de letter C wordt een jaar aangeduid waarvan het jaartal deelbaar is door 3, alsof de cyclus begonnen was met het eerste jaar van de christelijke jaartelling. Aldus zou het jaar 1 een A-jaar zijn geweest, het jaar 2 een B-jaar, het jaar 3 een C-jaar evenals de jaren 6, 9, 12, enz. Zo is b.v. het jaar 1980 een C-jaar, het daarop volgende jaar 1981 een A-jaar, het jaar 1982 een B-jaar en het jaar 1983 weer een C-jaar. En zo verder. Het is evenwel duidelijk dat de afzonderlijke cycli parallel lopen aan het liturgisch jaar, en wel te beginnen met de eerste week van de Advent, die in het voorafgaand burgerlijk jaar valt. Het eigene van de jaren van elke cyclus wordt tot op zekere hoogte gevormd door het voornaamste kenmerk van dat synoptisch Evangelie dat op quasi-doorlopende wijze "door het jaar" wordt gelezen. Aldus wordt het eerste jaar van de cyclus Matteüs-jaar genoemd, omdat dan Matteüs wordt gelezen ; zo zijn het tweede en derde jaar respectievelijk het Marcus- en Lucas-jaar.
De beginselen die aan de Ordo lectionum voor zon- en feestdagen ten grondslag liggen, zijn de harmonie en de quasi-doorlopende lezing. Beide beginselen worden gevolgd overeenkomstig de verschillende tijden van het jaar en de bijzondere kenmerken van elke liturgische tijd.