18 maart 2002
Na het universele gebed (ofwel de voorbede) maakt de diaken, terwijl de priester bij zijn zetel blijft, het altaar klaar met behulp van de acoliet; maar het komt aan hem zelf toe zorg te dragen voor de heilige vaten. Hij assisteert ook de priester bij het in ontvangst nemen van de gaven van het volk. Daarna overhandigt hij de priester de pateen met het brood dat geconsacreerd moet worden; hij giet wijn en een beetje water in de kelk, terwijl hij in stilte zegt: Water en wijn worden één (Per huius aquae), en vervolgens biedt hij de kelk aan de priester aan. Dit klaarmaken van de kelk kan hij aan de credenstafel verrichten. Als er wierook gebruikt wordt, dient hij de priester bij het bewieroken van de offergaven, het kruis en het altaar, en daarna bewierookt hij zelf of een acoliet de priester en het volk.
Gedurende het eucharistisch gebed staat de diaken dicht bij de priester, maar een weinig achter hem, opdat hij, wanneer het nodig is, kan dienen bij de kelk of het missaal.
Vanaf de epiclese tot en met het tonen van de kelk blijft de diaken gewoonlijk knielen. Als er meer diakens zijn, kan een van hen bij de consecratie wierook in het wierookvat doen en wieroken bij de opheffing van de hostie en de kelk.
Bij de slotdoxologie van het eucharistisch gebed houdt hij, staande naast de priester, de kelk omhoog geheven, terwijl de priester de pateen met de hostie omhoog heft, totdat het volk met de acclamatie Amen heeft geantwoord.
Nadat de priester het vredegebed en De vrede des Heren zij altijd met u (Pax Domini sit semper vobiscum) gezegd heeft, en het volk heeft geantwoord: En met uw geest (Et cum spiritu tuo), nodigt de diaken eventueel tot de vredewens uit, en zegt met gevouwen handen en gekeerd naar het volk: Wenst elkaar de vrede (Offerte vobis pacem). Zelf ontvangt hij de vredewens van de priester en kan hij de vredewens geven aan de andere bedienaren die het dichtst bij hem staan.
Wanneer de priester gecommuniceerd heeft, ontvangt de diaken van de priester zelf de Communie onder beide gedaanten, en helpt daarna de priester met het uitreiken van de Communie aan het volk. Als de Communie onder beide gedaanten wordt gegeven, bedient hij de Kelk voor de communicanten, en na het uitreiken drinkt hij terstond eerbiedig aan het altaar al het Bloed van Christus dat is overgebleven, eventueel met behulp van de andere diakens en priesters.
Wanneer het uitreiken van de Communie beëindigd is, keert de diaken met de priester naar het altaar terug, verzamelt de eventuele partikels, brengt de kelk en de andere heilige vaten naar de credens, reinigt ze daar en brengt ze in orde op de gebruikelijke wijze, terwijl de priester naar zijn zetel terugkeert. Men mag ook het vaatwerk dat gereinigd moet worden en dat op gepaste wijze bedekt is, op de credenstafel laten staan op het corporale om ze direct na de Mis te reinigen, wanneer het volk is heengezonden.