18 maart 2002
De diaken die het Evangelieboek enigszins omhoog geheven draagt, gaat voor de priester uit, wanneer deze naar het altaar gaat; anders blijft hij naast hem.
Wanneer hij het Evangelieboek draagt en bij het altaar is gekomen, gaat hij zonder eerbiedsbetuiging naar het altaar toe. Na het Evangelieboek op het altaar neergelegd te hebben - hetgeen aanbeveling verdient - kust hij het altaar tegelijk met de priester.
Als de diaken het Evangelieboek echter niet draagt, maakt hij op de gebruikelijke wijze een diepe buiging voor het altaar samen met de priester en vereert hij samen met hem het altaar met een kus.
Tenslotte assisteert hij de priester, als er wierook gebruikt wordt, bij het opleggen van de wierook en bij het bewieroken van het kruis en het altaar.
Wanneer het altaar bewierookt is, gaat hij samen met de priester naar zijn zetel en blijft daar naast de priester om hem zo nodig te dienen.