18 maart 2002
Als het volk is samengekomen, gaan priester en bedienaren, bekleed met de heilige gewaden, in deze volgorde naar het altaar:
Als er wierook gebruikt wordt, doet de priester wierook in het wierookvat en zegent het in stilte met een kruisteken, voordat de processie begint.
Het kruis met de afbeelding van de gekruisigde Christus, dat eventueel in de processie is meegedragen, kan bij het altaar opgesteld worden, zodat het het altaarkruis wordt, waarvan er slechts één dient te zijn, anders dient het terzijde te worden gezet op een waardige plaats. De kandelaars worden echter op of naast het altaar geplaatst; het verdient aanbeveling het Evangelieboek op het altaar te leggen.
Hierna gaat de priester naar zijn zetel. Als het gezang bij de intrede beëindigd is, gaan allen staan en maken priester en gelovigen het kruisteken. De priester zegt daarbij: In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest (In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti). Het volk antwoordt: Amen.
Daarna keert de priester zich naar het volk en met uitgestrekte handen begroet hij het, terwijl hij één van de hiervoor bestemde formules gebruikt. Bovendien kan de priester zelf of een andere bedienaar de gelovigen in zeer beknopte bewoordingen inleiden in de Mis van die dag.
Dan volgt de boete-akt. Daarna wordt het Heer, ontferm U (Kyrie) gezongen of gezegd volgens de rubrieken (vgl. nr. 52).
In vieringen waar het voorgeschreven is, wordt het Eer aan God (Gloria) gezongen of gezegd (vgl. nr. 53).
Vervolgens nodigt de priester het volk uit om te bidden, terwijl hij met gevouwen handen zegt: Laat ons bidden (Oremus). En samen met de priester bidden allen een korte tijd in stilte. Dan zegt de priester met uitgestrekte handen het collecta-gebed, waarna het volk antwoordt met de acclamatie: Amen.