18 maart 2002
Na de eerste lezing volgt de antwoordpsalm, die een integraal deel is van de liturgie van het Woord en die van groot liturgisch en pastoraal belang is, omdat zij de overweging van het woord van God bevordert.
De antwoordpsalm dient een antwoord te zijn op elke lezing afzonderlijk en gewoonlijk uit het lectionarium genomen te worden.
Het verdient de voorkeur dat de antwoordpsalm gezongen wordt voorgedragen, minstens het antwoord van het volk. De psalmist of cantor van de Psalm draagt de psalmverzen voor vanaf de ambo of op een andere geschikte plaats, terwijl de gehele vergadering gezeten is en luistert, ja zelfs gewoonlijk deelneemt door middel van het antwoord, tenzij de Psalm rechtstreeks wordt voorgedragen d.w.z. zonder antwoord. Opdat het volk gemakkelijker de antwoordpsalm kan uitspreken, zijn er enkele antwoord- en psalmteksten voor de verschillende tijden van het jaar of voor de verschillende groepen van heiligen uitgekozen, die, als de Psalm gezongen wordt, gebruikt kunnen worden in plaats van de tekst die bij de lezing hoort. Indien de Psalm niet gezongen kan worden, wordt zij op een geschikte wijze gebeden om de overweging van het woord van God te bevorderen.
In plaats van de Psalm die in het lectionarium aangegeven staat, kan men ook het responsorium uit het Romeins graduale zingen of de antwoord- of alleluia-psalm uit het graduale simplex, zoals zij in die boeken staan afgedrukt.