18 maart 2002
INSTITUTIO GENERALIS MISSALIS ROMANI Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008 |
|||
► | Voorwoord | ||
► | Getuigenis van het onveranderde geloof |
Het offerkarakter van de mis, dat door het Concilie van Trente in overeenstemming met de gehele traditie van de Kerk plechtig is bevestigd, Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562) is opnieuw afgekondigd door het Tweede Vaticaans Concilie, dat deze betekenisvolle woorden over de mis heeft uitgesproken: 'Onze Heiland heeft tijdens het Laatste Avondmaal het eucharistisch offer van zijn Lichaam en Bloed ingesteld om het kruisoffer door de eeuwen heen te laten voortduren tot aan zijn wederkomst en om zo aan zijn geliefde bruid, de Kerk, een gedachtenis viering van zijn dood en verrijzenis toe te vertrouwen'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 47 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 3.28 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2.4.5
Wat zo door het Concilie wordt geleerd, wordt voortdurend in de misformulieren verwoord. Immers, op gepaste en nauwkeurige wijze wordt in de eucharistische gebeden de leer verklaard die beknopt wordt uitgedrukt in deze passage die reeds opvalt in een oud Sacramentarium, doorgaans het Leonianum genoemd: 'Telkens als de gedachtenis van dit offer wordt gevierd, wordt het werk van onze verlossing voltrokken'. In de eucharistische gebeden richt de priester zich immers bij de anamnese, ook in naam van heel het volk, tot God, brengt Hem dank en biedt het offer aan, zo levend en heilig, de offergave namelijk van de Kerk en het slachtoffer, waardoor God zelf verzoend wilde worden. Tevens bidt hij dat het Lichaam en Bloed van Christus een offer mogen zijn dat aanvaardbaar is voor de Vader en tot heil strekt van heel de wereld.'
Aldus beantwoordt in het nieuwe missaal de regel van het gebed van de Kerk (lex orandi) aan de bestendige regel van het geloof (lex credendi). Daarin worden wij namelijk erop gewezen dat het kruisoffer en de sacramentele vernieuwing ervan in de mis één en hetzelfde zijn, al verschilt de wijze van aanbieding. Bij het Laatste Avondmaal heeft Christus de Heer deze vernieuwing ingesteld en aan de apostelen de opdracht gegeven dit te doen ter gedachtenis aan Hem. Zo is de mis bijgevolg tegelijkertijd een offer van lof, dankzegging, verzoening en voldoening.
Ook wordt in de viering van de Mis het wonderbaar mysterie verkondigd van de werkelijke tegenwoordigheid van de Heer onder de eucharistische gedaanten, welk mysterie door het Tweede Vaticaans Concilie 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7.47 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5.18 en andere documenten van het kerkelijk leergezag in dezelfde zin en met dezelfde inhoud is bevestigd waarmee het door het Concilie van Trente te geloven was voorgehouden; dit gebeurt niet alleen door de woorden zelf van de consecratie, op grond waarvan Christus door de transsubstantiatie tegenwoordig wordt gesteld, maar ook door het bewustzijn en de betuiging van de hoogste eerbied en aanbidding die in de eucharistische liturgie plaatsvindt. Daarom ook wordt het christenvolk aangespoord om op Witte Donderdag van de Goede Week bij de viering van het Avondmaal van de Heer en op het hoogfeest van het allerheiligst Sacrament van het Lichaam en Bloed van Christus (Sacramentsdag) dit wonderbaar sacrament op bijzondere wijze door aanbidding te eren.