18 maart 2002
De gebaren en lichaamshoudingen zowel van de priester, de diaken en de bedienaren, als van het volk moeten zich daarop richten dat geheel de viering uitblinkt in waardigheid en nobele eenvoud, de werkelijke en volledige betekenis van haar verschillende delen begrepen wordt en de deelname van allen bevorderd wordt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 30.34.21 Derhalve zal men erop bedacht dienen te zijn dat wat door dit Algemeen Statuut en de overgeleverde praktijk van de Romeinse ritus wordt bepaald, eerder gericht dient te zijn op het gemeenschappelijk geestelijk welzijn van het volk van God dan op persoonlijke voorkeur of goeddunken.
De gemeenschappelijke lichaamshouding die door alle deelnemers aangenomen moet worden, is een teken van eenheid van de leden van de christelijke gemeenschap die voor de heilige liturgie verzameld zijn, want ze drukt de geest en de gevoelens van de deelnemers uit en bevordert ze tevens.
Het eigen gewaad van de diaken is de dalmatiek, die over de albe en stool gedragen moet worden; de dalmatiek kan echter uit noodzaak of vanwege een lagere graad van plechtigheid achterwege blijven.