18 maart 2002
Groot belang moet dan ook worden gehecht aan het gebruik om te zingen in de viering van de Mis overeenkomstig de volksaard en de mogelijkheden van iedere liturgische samenkomst. Ofschoon het niet altijd nodig is, bijv. tijdens missen op weekdagen, alle teksten te zingen die eigenlijk bestemd zijn om gezongen te worden, dient er absoluut voor gezorgd te worden dat de zang van de bedienaren en het volk niet ontbreekt in vieringen die plaatsvinden op zondagen en verplichte feestdagen.
Bij het uitkiezen echter van de gedeelten die inderdaad gezongen worden, dient men de voorkeur te geven aan delen die van groter belang zijn, vooral die welke door de priester of de diaken of de lector gezongen moeten worden en waarop het volk antwoordt, of die welke gezongen moeten worden door priester en volk samen. Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 7
Waar geen bijzondere factoren het anders vereisen, komt de voornaamste plaats toe aan de Gregoriaanse zang als eigen aan de Romeinse liturgie. Andere soorten van gewijde muziek, vooral de polyfonie, worden geenszins uitgesloten, als zij maar beantwoorden aan de geest van de liturgische handeling en de deelname van alle gelovigen bevorderen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 116.30
Omdat heden ten dage steeds vaker de gelovigen van verschillende naties bijeenkomen, is het wenselijk dat de gelovigen althans enkele gedeelten van het gewone van de Mis (ordinarium missae), maar vooral het symbolum van het geloof en het gebed des Heren, gezamenlijk op een vrij gemakkelijke melodie in het Latijn kunnen zingen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 54 Vgl. Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964), 59 Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 47
Als het volk samengekomen is en de priester met de diaken en de bedienaren binnentreedt, wordt het gezang bij de intrede aangeheven, Het doel van dit gezang is de viering te openen, de eenheid te bevorderen van hen die samengekomen zijn, hen in te leiden in het mysterie van de liturgische tijd of van het feest, en de processie van de priester en zijn bedienaren te begeleiden.
Dit gezang wordt afwisselend uitgevoerd door koor en volk, of op dezelfde manier door cantor en volk, of in het geheel door het volk of door het koor alleen. Men kan ofwel de antifoon met zijn eigen psalm uit het Romeins graduale of uit het graduale simplex nemen ofwel een ander gezang dat overeenstemt met de heilige handeling, de aard van de liturgische dag of tijd, Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de heiliging van de zondag, Dies Domini (31 mei 1998), 50 en waarvan de tekst door de bisschoppenconferentie dient te zijn goedgekeurd.
Als er bij de intrede niet gezongen wordt, wordt de antifoon uit het missaal gezegd ofwel door de gelovigen, of door enkelen van hen, of door een lector, of, indien dit niet mogelijk is, door de priester zelf die deze ook kan aanpassen bij wijze van een inleidend woord (monitio) (vgl. nr. 31).
Na de eerste lezing volgt de antwoordpsalm, die een integraal deel is van de liturgie van het Woord en die van groot liturgisch en pastoraal belang is, omdat zij de overweging van het woord van God bevordert.
De antwoordpsalm dient een antwoord te zijn op elke lezing afzonderlijk en gewoonlijk uit het lectionarium genomen te worden.
Het verdient de voorkeur dat de antwoordpsalm gezongen wordt voorgedragen, minstens het antwoord van het volk. De psalmist of cantor van de Psalm draagt de psalmverzen voor vanaf de ambo of op een andere geschikte plaats, terwijl de gehele vergadering gezeten is en luistert, ja zelfs gewoonlijk deelneemt door middel van het antwoord, tenzij de Psalm rechtstreeks wordt voorgedragen d.w.z. zonder antwoord. Opdat het volk gemakkelijker de antwoordpsalm kan uitspreken, zijn er enkele antwoord- en psalmteksten voor de verschillende tijden van het jaar of voor de verschillende groepen van heiligen uitgekozen, die, als de Psalm gezongen wordt, gebruikt kunnen worden in plaats van de tekst die bij de lezing hoort. Indien de Psalm niet gezongen kan worden, wordt zij op een geschikte wijze gebeden om de overweging van het woord van God te bevorderen.
In plaats van de Psalm die in het lectionarium aangegeven staat, kan men ook het responsorium uit het Romeins graduale zingen of de antwoord- of alleluia-psalm uit het graduale simplex, zoals zij in die boeken staan afgedrukt.
Na de lezing die onmiddellijk voorafgaat aan het Evangelie, wordt het alleluia of een ander door de rubrieken vastgesteld gezang gezongen, naar gelang de liturgische tijd dit vraagt. Een dergelijke acclamatie vormt een ritus of een op zichzelf staande handeling waarmee de samengekomen gelovigen de Heer die in het Evangelie tot hen zal spreken, ontvangen, begroeten en hun geloof in gezang belijden. Het wordt door allen staande gezongen onder leiding van koor of cantor, en het wordt eventueel herhaald; het vers wordt echter door het koor of door de cantor gezongen.
Wanneer er slechts één lezing vóór het Evangelie plaats heeft, kan men:
De sequentie die facultatief is behalve op Pasen en Pinksteren, wordt gezongen vóór het alleluia.
Een gezang bij de offerande begeleidt de processie waarin de gaven worden aangebracht (vgl. nr. 37b); het gezang duurt minstens totdat de gaven op het altaar geplaatst zijn. De normen voor de wijze van zingen zijn dezelfde als die voor het gezang bij de intrede (vgl. nr. 48). Altijd kan een gezang de ritus bij de offerande begeleiden, ook zonder processie met de gaven.
Terwijl de priester het heilig Sacrament nuttigt, wordt het gezang bij de communie ingezet, dat tot doel heeft de geestelijke vereniging van de communicerenden door de eenheid van stemmen uit te drukken, te getuigen van de vreugde van het hart en het "gemeenschapskarakter" van de processie bij het ontvangen van de Eucharistie beter in het licht te plaatsen. Dit gezang duurt voort, zolang aan de gelovigen het Sacrament wordt uitgereikt. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Over de aanbidding van het Eucharistische Mysterie, Inaestimabile donum (3 apr 1980), 17 Als er echter na de communie een hymne gezongen wordt, dan dient men tijdig met het gezang bij de communie op te houden.
Er dient voor gezorgd te worden dat ook de zangers op gepaste wijze te Communie kunnen gaan.