
18 maart 2002
Het volk van God dat samenkomt voor de Mis, kent een samenhangende en hiërarchische ordening, die als zodanig door de verschillende bedieningen en handelingen in de afzonderlijke delen van de viering tot uitdrukking komt. Daarom moet een gewijd gebouw in het algemeen zó ingericht zijn, dat het enigszins het beeld van een verzamelde vergadering vertoont, de juiste ordening van allen mogelijk maakt en de correcte uitoefening van ieders taak bevordert. De gelovigen en het zangkoor zullen een plaats krijgen die hun actieve deelname vergemakkelijkt. Vgl. Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964), 97.98
De priester die celebreert, de diaken en andere bedienaren zullen plaatsnemen op het priesterkoor. Daar ook worden de zetels voor de concelebranten gereed gezet; als hun aantal echter groot is, worden de zetels geplaatst in een ander gedeelte van de kerk, maar dicht bij het altaar.
Hoewel dit alles de hiërarchische indeling en de verscheidenheid van de taken tot uitdrukking dient te brengen, dient het toch ook een innerlijke en samenhangende eenheid tot stand te brengen die de eenheid van het hele heilige volk van God duidelijk in het licht stelt. De aard en de schoonheid van de plaats en van alle gebruiksvoorwerpen dienen de godsvrucht te bevorderen en de heiligheid te tonen van de mysteries die gevierd worden.