Paulus VI heeft vervolgens in de
H. Paus Paulus VI - Homilie
Hodie Concilium Oecumenicum
Homilie bij de laatste algemene zitting van het Tweede Vaticaans Concilie
(7 december 1965) nog een speciale reden genoemd, waarom de hermeneutiek van de discontinuïteit overtuigend lijkt te zijn. In de grote controverses om de mens, die karakteristiek zijn voor het moderne leven, moest het Concilie zich in het bijzonder wijden aan het thema van de antropologie. Het moest gaan over de verhouding tussen de Kerk en haar geloof aan de ene kant en de mens en de huidige wereld aan de andere kant.
Vgl. H. Paus Paulus VI, Homilie, Homilie bij de laatste algemene zitting van het Tweede Vaticaans Concilie, Hodie Concilium Oecumenicum (7 dec 1965), 1 Het probleem wordt nog duidelijker wanneer we in plaats van de term "huidige wereld" een ander, meer treffende uitdrukking kiezen: het Concilie moest de verhouding tussen Kerk en het moderne leven nieuw aangeven. Deze verhouding heeft een zeer problematisch begin gehad met het proces tegen Galileï. Vervolgens was het volledig gebroken, toen Kant het "Religion innerhalb der Grenzen der blossen Vernuft" - "Religie binnen de grenzen van gewone verstand" beschreef en ten tijde van de radicale fase van de Franse revolutie een overheid- en mensbeeld verspreid werd, waarbij de Kerk en het geloof feitelijk geen ruimte meer gegeven werd. Het conflict tussen het geloof van de Kerk met een radicaal liberalisme en ook met natuurwetenschappen, die zich aanmatigen met hun kennis de gehele werkelijkheid tot aan haar einde te beschrijven en zich vast had voorgenomen de "hypothese God" overbodig te maken, heeft in de 19e eeuw van de kant van de Kerk onder Pius IX tot harde en radicale veroordelingen geleid tegen zo'n geest van modern leven. Het leek erop dat er geen gebied meer was die open zou kunnen staan voor een positief en vruchtbaar begrip en deze werd door diegenen, die zich als vertegenwoordiger van het moderne leven voelden, ook drastisch afgewezen. In de tussentijd heeft ook het modernisme een ontwikkeling doorgemaakt. Het valt op dat de Amerikaanse revolutie een modern staatsbestel bood, dat anders was dan hetgeen, door de radicale tendensen vanuit de tweede fase van de Franse revolutie, naar voren was gekomen en ontworpen was. De natuurwetenschappen zijn begonnen steeds meer na te denken over de eigen grenzen, die door hun eigen methodes werden opgelegd, die, hoewel ook grote dingen zijn voortgebracht, toch niet in staat waren om de gehele werkelijkheid te omvatten. Zo begonnen beide zijden steeds meer openheid naar elkaar toe te tonen. In de tijd tussen de beide Wereldoorlogen en eens temeer na de Tweede Wereldoorlog hebben Katholieke staatsmannen bewezen dat er een seculiere staat kan bestaan die echter niet waardeneutraal is, maar die zijn leven uit de grote bron van de Christelijke ethiek haalt. De Katholieke sociale leer, die zich steeds meer ontwikkeld heeft, werd tot een belangrijk model naast het radicale liberalisme en de marxistische staatstheorie. De natuurwetenschappen, die zondermeer een eigen methode aanmatigden, waartoe God geen toegang had, merkte steeds duidelijker, dat deze methode niet de volle werkelijkheid omvatte en opende daarom de deuren weer voor God, omdat zij wisten dat de werkelijkheid groter is dan de natuurwetenschappelijke methode en datgene wat ermee beschreven kan worden.
Men kan zeggen dat zich drie probleemgebieden gevormd hebben, die nu, ten tijde van het Tweede Vaticaans Concilie, op een antwoord wachtten.
- Vooral was het noodzakelijk de verhouding tussen geloof en moderne wetenschappen nieuw aan te geven. Dit gold overigens niet alleen de natuurwetenschappen, maar ook de historische wetenschappen, omdat in een bepaalde school vertegenwoordigers zaten van de historisch-kritische methode als ultieme wijze om de Bijbel uit te leggen en die - omdat zij ervan uitgaan dat zij de enige manier van Schriftuitleg menen te bezitten - op belangrijke punten de uitleg, die ontstaan is in het geloof en de Kerk, tegen spreken.
- Ten tweede moest de verhouding opnieuw bepaald worden tussen de Kerk en de moderne staat. Een staat waarvan de burgers behoren tot diverse religies en ideologieën, tegenover deze religies onpartijdig moet zijn en die eenvoudigweg alleen de verantwoordelijkheid heeft overgenomen om een geordend en tolerant samenleven van burgers mogelijk te maken en de vrijheid om de eigen religie te mogen uitoefenen.
- Daarmee is, ten derde, zeer algemeen het probleem van de religieuze tolerantie verbonden - en daarvoor was het nodig een nieuwe plaatsbepaling te geven van de verhouding van het Christelijk geloven met de wereldreligies. Vanwege de jongste misdaden, die onder het nationaal-socialistische bewind waren gebeurd, en zonder meer terugkijkend op een lange en moeilijke geschiedenis, moest in het bijzonder de verhouding tussen de Kerk en het geloof van Israël opnieuw beoordeeld en bepaald worden.
