De hermeneutiek van de discontinuïteit staat tegenover de hermeneutiek van de hervorming, waarover allereerst Paus Johannes XXIII in zijn toespraak bij de
H. Paus Johannes XXIII - Toespraak
Gaudet Mater Ecclesia
Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie
(11 oktober 1962) op 11 oktober 1962 sprak en daarna Paus Paulus VI in de
H. Paus Paulus VI - Homilie
Hodie Concilium Oecumenicum
Homilie bij de laatste algemene zitting van het Tweede Vaticaans Concilie
(7 december 1965) op 7 december 1965. Ik wil hier de welbekende woorden van Johannes XXIII citeren, die deze hermeneutiek op niet mis te verstane wijze tot uitdrukking heeft gebracht wanneer hij zegt dat het Concilie: "Wij hebben echter niet alleen de plicht deze kostbare schat te bewaren, alsof wij ons alleen met het verleden bezighouden, maar wij moeten ons thans moedig en zonder vrees aan het werk zetten, dat door onze tijd wordt vereist, door verder te gaan op de weg, die de Kerk bijna twintig eeuwen gegaan is. ... men moet deze veilige en onveranderlijke leer, waaraan men een trouwe onderdanigheid dient te bewijzen, op zo'n manier onderzoeken en verklaren, dat zij aan onze tijd wordt aangepast. De substantie zelf van het Geloof of de waarheden van onze eerbiedwaardige leer dienen onderscheiden te worden van de wijze waarop zij geformuleerd worden, waarbij men echter dezelfde zin en betekenis moet behouden."
H. Paus Johannes XXIII, Toespraak, Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie, Gaudet Mater Ecclesia (11 okt 1962), 28.30. Het is duidelijk, dat de poging een bepaalde waarheid opnieuw te formuleren, het noodzakelijk maakt er opnieuw over na te denken en in een nieuwe, levendige betrekking tot haar te gaan staan. Maar het is eveneens duidelijk dat het nieuwe woord alleen dan kan volgroeien wanneer het voortkomt uit een bewust begrip van de daarin vervatte waarheid en dat de reflectie over het geloof anderzijds het noodzakelijk maakt dat men dit geloof ook beleeft. In deze zin was het programma, dat Paus Johannes XXIII meegegeven had, zeer verplichtend, als ook de verbinding van trouw en dynamiek zeer verplichtend is. Maar overal waar de ontvangst van het Concilie op deze uitleg zich georiënteerd heeft, is nieuw leven ontstaan en zijn nieuwe vruchten tot wasdom gekomen. Veertig jaar na het Concilie kunnen we vaststellen dat haar positieve gevolgen groter en levenskrachtiger zijn, als dat men ten tijde van de onrust van 1968 gedacht heeft. Heden zien wij, dat het goede zaad, ook wanneer het zich langzaam heeft ontwikkeld, toch groeit en zo groeit ook onze diepe dankbaarheid voor het werk dat het Concilie volbracht heeft.
