
Paus Benedictus XVI - 22 februari 2007
In de homilie tijdens de Eucharistieviering waarmee ik mijn dienst op de Stoel van Petrus plechtig begonnen ben, heb ik gezegd: "Niets mooiers is er, dan door het Evangelie, door Christus te worden ingehaald en verrast. Niets mooiers is er, dan Hem te kennen en deze vriendschap met Hem aan de anderen bekend te kunnen maken." Paus Benedictus XVI, Homilie, Bij de aanvang van de Petrinische dienst als Bisschop van Rome, Zoals Jezus wil ik een herder zijn, zoals Petrus een visser van mensen (24 apr 2005), 5 Dit gezegde krijgt een nog sterker en intenser gehalte als we aan het eucharistisch Mysterie denken. We kunnen immers de liefde die wij in het Sacrament vieren, niet voor onszelf houden. Zij vraagt vanuit haar wezen om met anderen te worden gedeeld. Waar de wereld behoefte aan heeft, is de liefde van God, is Christus ontmoeten en in Hem geloven. Om deze reden is de Eucharistie niet alleen bron en hoogtepunt van het leven van de Kerk. Zij is dat ook van haar zending: "Een echt eucharistische Kerk is een missionaire Kerk". Bisschoppensynodes, Uitgebracht door de Synodevaders van de 11e Gewone Bisschoppensynode over de "Eucharistie", Voorstellen aan de Paus voor het samenstellen van een Apostolische Post-synodale Exhortatie (22 okt 2005), 42 Ook wij moeten tegen onze broeders en zusters met overtuiging kunnen zeggen: "Wat wij gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij ook aan u, opdat gij gemeenschap moogt hebben met ons" (1 Joh. 1, 3). Inderdaad er is niets mooiers dan Christus ontmoeten en hem aan allen te doen kennen. Trouwens, de instelling zelf van de Eucharistie anticipeert op wat het hart vormt van Jezus' zending: Hij is door de Vader gezonden voor de verlossing van de wereld Vgl. Joh. 3, 16-17 Vgl. Rom. 8, 32 . Bij het Laatste Avondmaal vertrouwt Jezus zijn leerlingen het Sacrament toe dat het Offer van zijn zelfgave tegenwoordig stelt dat Hij in gehoorzaamheid aan de Vader heeft gebracht voor het heil van ons allen. Wij kunnen de eucharistische Tafel niet naderen zonder ons mee te laten trekken in de zending die in het hart van God zelf begint en alle mensen wil bereiken. Daarom hoort de missionaire gerichtheid wezenlijk tot de eucharistische vorm van het christelijk bestaan.
De eerste en fundamentele zending die uit de heilige Geheimen voortkomt die wij vieren, is die van het getuigenis geven met ons leven. De verwondering over de gave die God ons heeft geschonken in Christus, verleent aan ons leven een nieuwe dynamiek die ons ertoe aanzet getuigen te zijn van zijn liefde. Wij worden getuigen wanneer doorheen onze handelingen, woorden en manier van zijn, een Ander verschijnt en zich meedeelt. Men kan zeggen dat het getuigenis het middel is waardoor de waarheid van Gods liefde de mens in de geschiedenis bereikt en hem uitnodigt vrij dit radicaal nieuwe te aanvaarden. In het getuigenis stelt om zo te zeggen God zich bloot aan het risico van de menselijke vrijheid. Jezus zelf is de trouwe en waarachtige getuige Vgl. Openb. 1, 5 Vgl. Openb. 3, 14 ; Hij is gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid Vgl. Joh. 18, 37 . In het kader van deze gedachtegang herneem ik graag een begrip dat de eerste christenen dierbaar was, maar dat ook ons, christenen van vandaag, treft: het getuigenis tot en met de gave van zichzelf, tot en met het martelaarschap, is in de geschiedenis steeds beschouwd als het hoogtepunt van de nieuwe geestelijke eredienst: "wijdt uzelf (uw lichamen) aan Hem toe ... als offergave" (Rom. 12, 1). Men denke bijvoorbeeld aan het verhaal over het martelaarschap van de heilige Polycarpus van Smyrna, leerling van de heilige Johannes: heel het dramatische gebeuren wordt er beschreven als een liturgie, als een Eucharistie worden van de martelaar zelf. Vgl. Apostolische Vader, Het martelaarschap van Polycarpus. XV, 1: PG 5, 1039.1042 Denken we ook aan het eucharistisch besef dat de heilige Ignatius van Antiochië tot uitdrukking brengt met het oog op zijn martelaarschap: hij ziet zichzelf als "tarwe voor God" en verlangt in zijn marteldood "zuiver brood van Christus" te worden. H. Ignatius van AntiochiĆ«, Brief aan de Romeinen, Epistula ad Romanos. IV, 1: PG 5, 690 De Christen die zijn leven geeft in de marteldood, gaat binnen in de volle gemeenschap met het Pasen van Jezus Christus, en wordt zo zelf met Hem Eucharistie. Tot op de dag van vandaag ontbreekt het de Kerk niet aan martelaren in wie de liefde van God op de hoogste wijze zichtbaar wordt. Ook wanneer van ons dit bewijs van het martelaarschap niet wordt verlangd, weten we toch dat de eredienst die God welgevallig is, innerlijk deze bereidheid vereist Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 42 en zijn verwezenlijking vindt in het opgewekte en overtuigde getuigenis, ten overstaan van de wereld, van een coherent christelijk leven in de milieus waar de Heer ons roept Hem te verkondigen.