Paus Benedictus XVI - 22 februari 2007
De Heer Jezus, die zich tot brood van waarheid en liefde heeft gemaakt, verzekert ons, waar Hij spreekt over de gave van zijn leven: "Wie van dit brood eet, zal leven in eeuwigheid" (Joh. 6, 51). Maar dit eeuwig leven begint in ons al in deze tijd, door de verandering die de eucharistische gave in ons teweegbrengt: "Hij die mij eet, zal leven door Mij" (Joh. 6, 57). Deze woorden van Jezus doen ons verstaan hoe het "geloofde" en "gevierde" mysterie in zichzelf een dynamiek bezit die het in ons tot beginsel van nieuw leven maakt en tot vormgevende kracht van het christelijk bestaan. Door de communio met het Lichaam en Bloed van Christus worden we immers deelgenoot aan het goddelijk leven op een steeds volwassener en bewuster manier. Ook hier geldt wat de heilige Augustinus in zijn H. Augustinus
Confessiones
Belijdenissen () over de eeuwige Logos, het voedsel van de ziel zegt: terwijl hij het paradoxale karakter van dit voedsel naar voren haalt, verbeeldt de heilige leraar zich dat hij tot zich hoort zeggen: "Ik ben het voedsel van de groten: groei en je zult Mij eten. En jij zult niet Mij in jou opnemen (assimileren), maar jij zult in Mij opgenomen (geassimileerd) worden" H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. VII, 10, 16: PL 32, 742. Het is inderdaad niet het eucharistisch voedsel dat zich omvormt en ons wordt, maar wij zijn het die door dat voedsel op mysterievolle wijze veranderd worden. Christus voedt ons door ons met zich te verenigen: "Hij trekt ons in zichzelf binnen". Paus Benedictus XVI, Homilie, Afsluitende H. Mis op het Marienfeld - Wereld Jongeren Dag Keulen 2005, Het Lichaam en Bloed van Christus (21 aug 2005) Vgl. Paus Benedictus XVI, Homilie, Vespersviering (Pinksterwake) met ontmoeting met vertegenwoordigers van Nieuwe Bewegingen en Kerkelijke gemeenschappen, Kom Schepper Geest daal tot ons neer (3 juni 2006), 5
De Eucharistieviering verschijnt hier in heel haar kracht als bron en hoogtepunt van de het leven van de Kerk, in zoverre zij tegelijkertijd zowel de oorsprong als de vervulling uitdrukt van de nieuwe en definitieve eredienst, de logiké latreía Bisschoppensynodes, 11e Gewone Bisschoppensynode - Over de Eucharistie, Relatio post disceptationem (13 okt 2005), 6.47 Vgl. Bisschoppensynodes, Uitgebracht door de Synodevaders van de 11e Gewone Bisschoppensynode over de "Eucharistie", Voorstellen aan de Paus voor het samenstellen van een Apostolische Post-synodale Exhortatie (22 okt 2005), 43. De woorden van de apostel Paulus aan de Romeinen, vormen in dit verband de meest samenvattende formulering van hoe de Eucharistie heel ons leven omvormt in een geestelijke eredienst die welgevallig is aan God: "En nu, broeders, smeek ik u bij Gods erbarming: wijdt uzelf Noot van de vertaler: letterlijk: "uw lichamen" aan Hem toe als een levende, heilige offergave die Hij kan aanvaarden. Dat is de geestelijke eredienst die bij u past" (Rom. 12, 1). In deze aansporing komt het beeld van de nieuwe eredienst naar voren als een totale offergave van de eigen persoon in gemeenschap met heel de Kerk. De nadruk van de Apostel op de offergave van onze "lichamen", onderstreept de menselijke concreetheid van een eredienst die allesbehalve onlichamelijk is. Weer is het de heilige van Hippo die ons in dit verband eraan herinnert dat "dit het offer is van de Christenen: met velen één lichaam in Christus. De Kerk viert dikwijls dit offer in het aan de gelovigen zo bekende Sacrament van het altaar, waar haar duidelijk blijkt dat in hetgeen er geofferd wordt, zij zelf wordt geofferd" H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. X, 6: PL 41, 284. Inderdaad bevestigt de katholieke leer dat de Eucharistie, in zoverre zij offer van Christus is, ook offer is van de Kerk, en dus van de gelovigen Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1368. De nadruk op het offer, het sacrificium - van "sacrum fare", wat heilig maken betekent - betekent hier heel de existentiële dichtheid die vervat ligt in de omvorming of transformatie van onze door Christus gegrepen Vgl. Fil. 3, 12 menselijke natuur.
Een dergelijke dag openbaart zich als de allereerste feestdag, waarop iedere gelovige, ieder in zijn eigen leefomgeving, verkondiger en behoeder van de zin van de tijd kan worden. Aan deze dag ontspringt immers de zin van het christelijk leven en een nieuwe manier om de tijd, de relaties, het werk, het leven en de dood te beleven. Het is dan ook goed dat vanuit de kerkelijke instellingen op de dag des Heren manifestaties georganiseerd worden die eigen zijn aan de christelijke gemeenschap: vriendschappelijke samenkomsten, initiatieven voor de geloofsvorming van kinderen, jongeren en volwassenen, bedevaarten, liefdewerken en diverse gebedsmomenten. Hoezeer het ook juist is dat de zaterdagavond vanaf de eerste Vespers al tot de zondag behoort en het daarom toegestaan is daarop de zondagsplicht te vervullen, is het vanwege deze zo belangrijke waarden toch noodzakelijk eraan te herinneren dat het de zondag zelf is, die geheiligd verdient te worden, zodat hij uiteindelijk niet een dag "zonder God" wordt. Bisschoppensynodes, Uitgebracht door de Synodevaders van de 11e Gewone Bisschoppensynode over de "Eucharistie", Voorstellen aan de Paus voor het samenstellen van een Apostolische Post-synodale Exhortatie (22 okt 2005), 30
In onze tijd is het tenslotte bijzonder dringend om eraan te herinneren dat de dag des Heren ook de dag is waarop uitgerust wordt van het werk. Wij hopen vurig dat hij als zodanig ook door de burgerlijke samenleving erkend wordt, zodat het mogelijk is vrij te zijn van bezigheden die met het werk samenhangen, zonder daarvoor te worden bestraft. De christenen hebben immers - en daarin ligt zeker een relatie met de betekenis van de sabbat in de joodse traditie - in de dag des Heren tevens de dag gezien, waarop van de dagelijkse vermoeienissen wordt uitgerust. Dat heeft ook zijn eigen bijzondere betekenis, omdat het een relativering van het werk vormt, dat zo op de mens gericht wordt: het werk is er voor de mens en niet de mens voor het werk. Het laat zich gemakkelijk inzien wat voor bescherming dat biedt aan de mens zelf, die daardoor gevrijwaard blijft van een mogelijke vorm van slavernij. Zoals ik reeds eerder gelegenheid gehad heb te bevestigen: "Het werk is voor de verwezenlijking van de mens en voor de ontwikkeling van de samenleving van het allerhoogste belang, en daarom is het nodig dat het altijd georganiseerd wordt en uitgevoerd wordt in het volste respect voor de menselijke waardigheid en ten dienste van het algemeen welzijn. Tegelijkertijd is het onontbeerlijk dat de mens zich niet door het werk laat knechten, dat hij het niet verafgoodt als zou hij in het werk de uiteindelijke en definitieve zin van het leven vinden". Paus Benedictus XVI, Homilie, Op het hoogfeest van St. Jozef (19 mrt 2006) Het is juist op de dag die aan God is toegewijd, dat de mens de zin van zowel zijn leven als van het werk verstaat. Pauselijke Raad "Justitia et Pax", Compendium van de Sociale Leer van de Kerk (26 okt 2004), 258 Vgl. Pauselijke Raad "Justitia et Pax", Compendium van de Sociale Leer van de Kerk (26 okt 2004), 258. Passend hierbij is wat het Compendium van de sociale leer van de Kerk in nr. 258 opmerkt: "Voor de mens die gebonden is aan de noodzaak van het werk, opent de rust het perspectief op een vollediger vrijheid, die van de eeuwige sabbat (vgl. Hebr. 4, 9-10). De rust maakt het de mensen mogelijk zich de werken van God, vanaf de Schepping tot en met de Verlossing, te herinneren en deze te herbeleven; zichzelf als zijn werk te erkennen en Hem te danken voor hun eigen leven en voor het eigen bestaan waarvan Hij de maker is."
Het belang van de dag des Heren of zondag als Dies Ecclesiae, herinnert ons aan de intrinsieke relatie tussen de overwinning van Jezus op het kwaad en de dood en ons horen bij zijn Lichaam dat de Kerk is. Elke christen hervindt namelijk op de Dag des Heren ook de gemeenschapsdimensie van het eigen verloste bestaan. Aan de liturgische handeling deelnemen, het Lichaam en Bloed van de Heer ontvangen, betekent tegelijkertijd een dieper en inniger maken van het eigen toebehoren aan Hem, die voor ons is gestorven. Vgl. 1 Kor. 6, 19-20 Vgl. 1 Kor. 7, 23 Werkelijk - wie Hem eet, leeft door Hem. In relatie tot het eucharistisch Mysterie verstaat men de diepe zin van de communio sanctorum. De gemeenschap of communio heeft altijd en onafscheidelijk een horizontale en een verticale dimensie: een gemeenschap met God en een gemeenschap met de broeders en zusters. De twee dimensies ontmoeten elkaar op een geheimvolle wijze in de eucharistische gave: "Waar de gemeenschap met God vernietigd wordt, die gemeenschap is met de Vader, de Zoon en de heilige Geest, daar wordt ook de wortel en bron vernietigd van de gemeenschap onder ons. En waar de gemeenschap onder ons niet wordt beleefd, daar is ook de gemeenschap met de drie-ene God niet levend en waar". Paus Benedictus XVI, Audiëntie, (3e catechese in deze reeks), De gave van 'communio' (29 mrt 2006), 4 Daarom, geroepen als wij zijn om ledematen van Christus en dus ledematen van elkaar te zijn Vgl. 1 Kor. 12, 27 , vormen wij een werkelijkheid die ontologisch gefundeerd is op het Doopsel en gevoed wordt door de Eucharistie, een werkelijkheid die vraagt dat het leven van onze gemeenschappen er op merkbare wijze aan beantwoordt.
De eucharistische vorm van het christelijk bestaan is twijfelloos een kerkelijke en gemeenschapsvorm. Door het Bisdom en de parochies als dragende structuren van de Kerk in een bepaald gebeid, kan elke gelovige concreet ervaren dat hij of zij behoort tot het Lichaam van Christus. Verenigingen, kerkelijke bewegingen en nieuwe gemeenschappen - met de levendigheid van hun door de heilige Geest voor onze tijd geschonken charismata - evenals de Instituten van godgewijd leven, hebben de taak hun specifieke bijdrage te leveren om in de gelovigen te bevorderen dat zij dit van de Heer zijn Vgl. Rom. 14, 8 gewaarworden. Het verschijnsel van de secularisatie, dat niet voor niets sterk individualistische kenmerken draagt, heeft zijn schadelijke uitwerking vooral op personen die zich isoleren en nauwelijks het gevoel hebben van erbij te horen. Van meet af aan houdt het christendom een gemeenschap in, een netwerk van betrekkingen die voortdurend door het luisteren naar het Woord, de viering van de Eucharistie verlevendigd worden en door de heilige Geest worden bezield.
De Synodevaders hebben op een duidelijke wijze gesteld dat "de christengelovigen behoefte hebben aan een dieper verstaan van de relatie tussen de Eucharistie en het dagelijkse leven. De eucharistische spiritualiteit bestaat niet alleen in deelname aan de heilige Mis en devotie voor het allerheiligst Sacrament. Zij omvat het hele leven". Bisschoppensynodes, Uitgebracht door de Synodevaders van de 11e Gewone Bisschoppensynode over de "Eucharistie", Voorstellen aan de Paus voor het samenstellen van een Apostolische Post-synodale Exhortatie (22 okt 2005), 39 Deze opmerking heeft voor ons allen een bijzondere betekenis. We moeten erkennen dat een van de ernstigste gevolgen van de zojuist genoemde secularisatie erin bestaat, dat het christelijk geloof naar de marge van het bestaan verbannen is, als ware het nutteloos voor wat betreft het concrete verloop van het leven van de mensen. Het echec van zo'n manier van leven "alsof God niet bestaat" is nou voor iedereen duidelijk waar te nemen. Tegenwoordig is het nodig opnieuw te ontdekken dat Jezus Christus niet zomaar een privé overtuiging is of een abstracte leer, maar een werkelijke persoon wiens intrede in de geschiedenis in staat is het leven van allen te vernieuwen. Dit is de reden waarom de Eucharistie als bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk vertaald moet worden in spiritualiteit, in leven "volgens de Geest" (Rom. 8, 4-9). Vgl. Gal. 5, 16.25 Het is veelbetekenend dat Paulus, in de passage van de Brief aan de Romeinen waarin hij uitnodigt de nieuwe geestelijke eredienst te beleven, tegelijkertijd aan de noodzaak herinnert van de verandering van de eigen manier van leven en denken: "Stemt uw gedrag niet af op deze wereld, wordt andere mensen met een nieuwe visie. Dan zijt ge in staat om uit te maken wat God wil, wat goed is, wat zéér goed is en volmaakt" (Rom. 12, 2). Zo onderstreept de apostel van de heidenen de band tussen de ware geestelijke eredienst en de noodzaak van een nieuwe visie op het bestaan en van een nieuwe levenswijze. Integraal onderdeel van de eucharistische vorm van het christelijk leven vormt de vernieuwing van mentaliteit, "zodat wij niet langer onmondig zijn, heen en weer geslingerd en meegesleurd door elke windvlaag" (Ef. 4, 14) wat de leer betreft.
In Christus, die het Hoofd is van zijn Lichaam, de Kerk, vormen alle christenen "een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem" (1 Pt. 2, 9). De Eucharistie biedt zich als een mysterie om te beleven aan ieder van ons aan in de omstandigheden waarin hij of zij zich bevindt, door de bestaanssituatie tot de plaats te maken waar dagelijks het nieuwe van het christendom te beleven is. Als het eucharistisch Offer in ons datgene voedt en doet groeien, wat al gegeven is in het Doopsel waardoor wij allen tot heiligheid zijn geroepen, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 39-42 dan moet dat juist naar boven komen en te zien zijn in de levenssituatie of levensstaat waarin zich iedere christen bevindt. Door het eigen leven als roeping te beleven wordt men dag voor dag een aan God welgevallige offergave. Vanuit de liturgische samenkomst is het de Eucharistie zelf die ons in het dagelijkse engageert om alles te doen tot eer van God.
En omdat de wereld "de akker" (Mt. 13, 38) is, waarin God zijn kinderen zaait als het goede zaad, zijn de lekenchristenen uit kracht van het Doopsel en het Vormsel en gesterkt door de Eucharistie, geroepen om juist binnen de gemeenschappelijke levensomstandigheden het radicaal nieuwe te beleven dat door Christus is gebracht. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 14.16 Zij moeten het verlangen koesteren dat de Eucharistie een steeds diepere impact heeft op hun dagelijkse leven en hen ertoe brengt herkenbare getuigen te zijn in de eigen werkomgeving en in heel de samenleving. Bisschoppensynodes, Uitgebracht door de Synodevaders van de 11e Gewone Bisschoppensynode over de "Eucharistie", Voorstellen aan de Paus voor het samenstellen van een Apostolische Post-synodale Exhortatie (22 okt 2005), 39 Een bijzondere aanmoediging richt ik aan de gezinnen, om uit dit Sacrament inspiratie en kracht te putten. De liefde tussen man en vrouw, de ontvangst van het leven en de opvoedingstaak tonen zich dan als bevoorrechte levensgebieden waarin de Eucharistie haar vermogen tot omvorming kan laten zien en aan het bestaan zijn volle betekenis kan geven. Laten de Herders nooit tekort schieten de lekengelovigen te steunen, op te voeden en aan te moedigen ten volle de eigen roeping te beleven tot heiligheid in de wereld, die God zozeer heeft liefgehad dat Hij zijn eigen Zoon heeft gegeven opdat hij er het heil van zou worden Vgl. Joh. 3, 16 .
Deze herinnering aan de morele waarde van de geestelijke eredienst moet niet moralistisch worden geïnterpreteerd. Het gaat vóór alles om de gelukkige ontdekking van de dynamiek van de liefde, in het hart van degene die de gave van de Heer ontvangt, die zich aan Hem overgeeft en de ware vrijheid vindt. De morele verandering die in de nieuwe, door Christus ingestelde eredienst ligt vervat, is een innerlijk streven en een hartelijk verlangen om met al wat men is te willen beantwoorden aan de liefde van de Heer, ook al beseft men de eigen broosheid. Datgene waarover wij spreken, weerspiegelt zich goed in het evangelieverhaal over Zacheüs Vgl. Lc. 19, 1-10 . Nadat hij Jezus in zijn huis te gast heeft gehad, is hij helemaal veranderd: hij besluit de helft van zijn bezit aan de armen te geven en degene die hij bestolen heeft het viervoudige terug te schenken. Het morele streven dat ontstaat uit het feit dat wij Jezus hebben opgenomen in ons leven, komt voort uit de dankbaarheid dat wij onverdiend de nabijheid van de Heer mochten ervaren.