
Paus Benedictus XVI - 22 februari 2007
Pater Franco Incampo, Rector van de Sint Lucia in Gonfalone, heeft ons verteld over de ervaring met de integrale lezing van de Bijbel zoals zijn gemeenschap die momenteel opdoet, samen met de Waldenzer gemeente. "Wij hebben ons te luisteren gezet naar het Woord" - zei hij. Het is een veelomvattend project. Wat is de betekenis van het Woord in de kerkelijke Gemeenschap? Waarom kennen wij de Bijbel zo weinig? Hoe kunnen wij de kennis van de Bijbel bevorderen zodat het Woord de gemeenschap vormt, ook voor de weg van de oecumene?
Uzelf hebt ongetwijfeld meer concreter ervaring opgedaan met hoe dit te doen. Ik van mijn kant kan op de eerste plaats zeggen dat we de volgende Synode zullen houden over het Woord van God. Ik heb de "Lineamenta" al kunnen inzien die door de Raad van de Synode zijn uitgewerkt en ik denk dat daarin goed de verschillende dimensies naar voren komen van de aanwezigheid van het Woord in de Kerk.
Uiteraard is de Bijbel integraal genomen iets geweldigs dat men stap voor stap moet ontdekken. Want als we alleen maar de afzonderlijke delen nemen, kan het dikwijls moeilijk zijn om te begrijpen dat het over het Woord van God gaat: ik denk aan bepaalde delen van de Boeken der Koningen met de geschiedschrijvingen, met de uitroeiing van bestaande volkeren in het Heilig Land. Nog veel andere zaken zijn moeilijk. Zo kan ook Qohelet uit het geheel losgemaakt worden en daardoor heel moeilijk lijken: het lijkt wel de wanhoop tot theorie te maken, omdat niets blijft en ook de wijze uiteindelijk sterft met de dwazen. We hebben er juist de lezing uit gehad in het Brevier.
Een eerste punt lijkt me juist dit lezen van de Heilige Schrift in haar eenheid en integraliteit. De afzonderlijke delen vormen onderdelen van een weg en alleen door ze in hun integraliteit te zien als een weg die één geheel vormt, waar het ene deel het andere uitlegt, kunnen we dit begrijpen. Blijven we bijvoorbeeld bij Qohelet. Voorafgaand daaraan was er het woord van de wijsheid volgens welke het degene die goed is ook goed gaat, dat wil zeggen: God beloont wie goed is. Maar dan komt Job en ziet men dat het niet zo is, en dat juist wie goed leeft, méér lijdt. Hij lijkt wel door God vergeten. Daar komen de psalmen bij uit die periode waar gezegd wordt: maar wat doet U, God? De goddelozen, de trotsen leven er goed van, zijn vet, voeden zich goed, lachen met ons en zeggen: waar is nu uw God? Hij bekommert zich niet om ons en wij zijn verkocht als schapen voor de slachtbank. Wat doet U met ons, waarom is het zo? Het moment komt waarop Qohelet zegt: maar heel deze wijsheid, waar blijft die uiteindelijk? Het is haast een existentialistisch boek waarin gesteld wordt: alles is ijdel. Dit eerste stuk van de weg verliest zijn geldigheid niet, maar loopt uit op het nieuwe perspectief dat tenslotte leidt naar het kruis van Christus, "de heilige van God", zoals Petrus zegt in het zesde hoofdstuk van het Evangelie van Johannes. Het loopt uit op het Kruis. En juist zo bewijst zich de wijsheid van God, die dan de heilige Paulus ons zal beschrijven.
En dus, alleen als we alles als één weg zien, stap voor stap, en de Schrift leren lezen in haar eenheid, kunnen we ook werkelijk toegang vinden tot de schoonheid en de rijkdom van de Heilige Schrift. Dus alles lezen, maar altijd het geheel van de Heilige Schrift voor ogen houden, waar het ene deel het andere uitlegt, een deel van de weg het andere uitlegt. Op dit punt kan de moderne exegese veel helpen. Nemen we bijvoorbeeld het Boek Jesaja. Toen de exegeten ontdekten dat het vanaf hoofdstuk 40 om een andere auteur ging - de "Deutero-Jesaja" zoals men toen zei - was het voor de katholieke theologie even flink schrikken. Iemand dacht dat men zo Jesaja stuk maakte en dat het visioen van de dienaar Gods aan het eind, in het 53ste hoofdstuk, niet meer van Jesaja was die ongeveer 800 jaar vóór Christus geleefd had. Wat moeten we nou doen?, zo vroeg men zich af. Tegenwoordig hebben we begrepen dat heel het boek een weg is van steeds nieuwe herlezingen, waarbij men steeds dieper doordringt in het mysterie dat al aan het begin wordt neergezet en men zich steeds meer opent voor wat al in het begin, zij het gesloten, aanwezig was.
Zo kunnen we binnen één boek heel de weg van de Heilige Schrift begrijpen, die een voortdurend herlezen, een beter begrijpen is van wat eerder al gezegd is. Stap voor stap gaat het licht schijnen en kan de christen begrijpen wat de Heer aan de leerlingen van Emmaüs heeft gezegd, toen Hij hun uitlegde dat al de profeten over Hem hadden gesproken. De Heer maakt voor ons de ultieme herlezing toegankelijk. Christus is de sleutel van alles en alleen wanneer wij ons aansluiten bij de leerlingen van Emmaüs op hun tocht, alleen door met Christus de weg te gaan en alles in zijn licht te herlezen, met Hem, de Gekruisigde en Verrezene, betreden wij de rijkdom en de schoonheid van de Heilige Schrift.
Daarom, zou ik zeggen, is het belangrijke punt dat men de Schrift niet in losse stukken uit elkaar moet halen. Juist de moderne kritiek heeft ons, zoals we nu zien, doen begrijpen dat het een voortgaande weg is. En we kunnen ook zien dat het een weg is die een richting heeft en dat Christus werkelijk het eindpunt ervan is. Beginnend bij Christus kunnen we gehele weg hernemen en de diepte van het Woord binnengaan.
Samenvattend zou ik zeggen dat de lezing van de Heilige Schrift altijd een lezing moet zijn in het licht van Christus. Alleen zo kunnen wij de Heilige Schrift lezen en begrijpen, ook in onze actuele context, en er ook echt licht aan ontlenen. Wij moeten dit begrijpen: De Schrift is een weg met een richting. Wie weet waar hij moet uitkomen, kan ook en nu op een nieuwe manier, al de stappen er heen maken en zo op een diepere manier het mysterie van Christus leren kennen.
Als wij dit inzien, hebben we ook de kerkelijkheid van de Heilige Schrift begrepen, want deze wegen, deze weggedeelten van de ene weg, zijn gedeelten van een weg die wordt afgelegd door een volk. Het is het volk van God dat verder trekt. De ware eigenaar van het Woord is altijd het volk van God, dat geleid wordt door de Heilige Geest, en de inspiratie is een complex gebeuren: de Heilige Geest leidt verder, het volk ontvangt. Het is dus de weg van een volk, van het volk van God. Men moet altijd goed de Heilige Schrift lezen, maar dat kan alleen gebeuren als wij meetrekken, opgenomen in dit subject dat het volk is van de levende God, dat vernieuwd en opnieuw gesticht is door Christus, maar dat altijd in zijn identiteit blijft.
Er zijn dus, zou ik zeggen, drie dimensies die onderling met elkaar in betrekking staan. De historische dimensie, de christologische dimensie en de ecclesiologische dimensie - dat is van het volk onderweg - doordringen elkaar. Een volledige lezing is een lezing waarin de drie dimensies aanwezig zijn. Daarom blijft de liturgie - de gemeenschappelijke, biddende lezing van het volk van God - de geprivilegieerde plaats om het Woord te verstaan, ook omdat juist hier de lezing gebed wordt en zich verenigt met het gebed van Christus in het Eucharistisch gebed.
Ik zou er nog iets aan willen toevoegen dat alle Kerkvaders hebben onderstreept. Ik denk hier vooral aan een heel mooie tekst van de heilige Efrem - en nog aan een andere van de heilige Augustinus.
(Eerst die van de heilige Efrem), waarin hij ons zegt: Als je weinig hebt begrepen, aanvaard dat, en denk niet dat je alles hebt begrepen. Het Woord blijft altijd veel groter dan wat jij hebt kunnen begrijpen. En laat dit nu op een kritische wijze gezegd zijn tegen een bepaald deel van de moderne exegese, dat denkt alles te hebben begrepen en dat er daarom, na de door haar uitgewerkte interpretatie, eigenlijk niks anders meer gezegd kan worden. Dit is niet waar. Het Woord is altijd groter dan de exegesen van de Vaders en dan de kritische exegese, omdat ook deze alleen maar een deel ervan begrijpt, ik zou zelfs zeggen het kleinste deel. Het Woord is altijd groter, dat is onze grote troost. En in zekere zin is het iets moois te weten dat men slechts een beetje ervan begrepen heeft. Het is mooi om te weten dat er nog een onuitputtelijke schat is en dat elke nieuwe generatie nieuwe schatten zal ontdekken en verder zal gaan met de grootsheid van het Woord van God, die ons altijd voorgaat, die ons leidt en die altijd groter is. Het is in dit besef dat men de Schrift moet lezen.
De heilige Augustinus heeft gezegd: De haas en de ezel drinken allebei aan de bron. De ezel drinkt meer, maar elk drinkt naar vermogen. Of we nu hazen zijn of ezels, laten we dankbaar zijn dat de Heer ons doet drinken van zijn water.