Paus Benedictus XVI - 14 februari 2007
Nog enkele andere opmerkelijke dingen moeten niet veronachtzaamd worden. Zo moet bijvoorbeeld nota genomen worden van het feit dat de Brief aan Filemon door Paulus in werkelijkheid ook aan een vrouw gericht wordt die "Apfia" heet Vgl. Filem. 2 Latijnse en Syrische vertalingen van de Griekse tekst voegen aan de naam "Apfia" de benaming "liefste zuster" Vgl. Filem. 2 toe en men moet zeggen dat zij in de gemeenschap van Kolosse een belangrijke plaats moet hebben ingenomen; in ieder geval is zij de enige vrouw die door Paulus onder de geadresseerden genoemd wordt van een brief van hem.
Elders noemt de Apostel een zekere "Phoebe", gekwalificeerd als diakonos van de Kerk van Kenchreeën, het havenstadje ten Oosten van Korinte Vgl. Rom. 16, 1-2 . Hoewel die titel in die tijd nog niet de betekenis heeft van een specifiek ambt van het hiërarchische type, drukt hij wel een ware en eigen uitoefening van verantwoordelijkheid uit van deze vrouw ten gunste van die christengemeenschap. Paulus beveelt aan, haar hartelijk te ontvangen en haar bij te staan "in alle zaken waarin zij uw hulp nodig heeft", en hij voegt er aan toe: "zelf is zij voor velen, ook voor mij, een beschermster geweest".
In zijn brief herinnert Paulus in dezelfde context in fijngevoelige bewoordingen aan namen van andere vrouwen: aan een zekere Maria, vervolgens, naast Julia, bovendien aan Tryfena, Tryfosa, en de "geliefde" Persis, van wie hij openlijk schrijft dat ze zich "veel moeite gegeven hebben in de Heer" (Rom. 16, 6.12..15), waarmee hij hun sterke kerkelijke inzet onderstreept. In de Kerk van Filippi tenslotte moeten zich twee vrouwen hebben onderscheiden die "Evodia en Syntyche" heetten (Fil. 4, 2): uit het feit dat Paulus hen oproept tot wederzijdse eensgezindheid kan worden opgemaakt dat de twee vrouwen een belangrijke taak in die gemeenschap vervulden.