
H. Paus Johannes Paulus II - 31 januari 1980
Op dit ogenblik koesteren wij allen eenzelfde verlangen. Wij willen God dank brengen, de Vader, Zoon en Heilige Geest, voor de dienst waaraan wij gedurende meer dan twee weken hebben deelgenomen. Deze dagen, waarin wij gezamenlijk hebben gewerkt in het kader van de bijzondere Synode van de Bisschoppen van Nederland, kunnen wij namelijk niet anders zien dan geleid door de waarheid van deze woorden van het Tweede Vaticaans Concilie in het eerste hoofdstuk van de Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964): 'De gehele kerk verschijnt als het verenigde volk dat deel heeft aan de eenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4
Vandaaruit gaat onze dankbaarheid naar de eenheid in Drie Personen, waarin de eenheid van de kerk, het volk van God, haar oorsprong vindt. Wij willen dank brengen, omdat wij deze eenheid hebben kunnen belijden, en haar tegelijk iedere dag en ieder uur van ons gezamenlijk werk hebben kunnen dienen. Wij zijn tegelijkertijd dankbaar, dat wij door onze onderlinge eenheid te zoeken, de eenheid van de kerk - het volk van God - hebben kunnen dienen op het vlak van de provincie welke de kerk van uw land vormt, en op een veel groter vlak. Ja, eerbiedwaardige en dierbare broeders, ik ben er diep van overtuigd dat ons werk ook de Kerk van Christus in haar hele universaliteit heeft gediend.
Voor dit werk dat wij samen met volharding hebben verricht, wil ik allen en ieder van u heel hartelijk danken. Op de eerste plaats wil ik de twee gedelegeerde voorzitters, zijne eminentie kardinaal Johannes Willebrands en zijne excelientie mgr. Godfried Danneels zeggen hoe ik de manier waarop zij de werkzaamheden van deze vergadering hebben geleid, op zijn juiste waarde heb weten te schatten. De Bisschoppen van Nederland spreek ik mijn diepe dankbaarheid uit voor hun edelmoedige beschikbaarheid en hun diepe liefde jegens hun gelovigen en jegens de universele kerk, en tot de twee religieuze oversten wil ik zeggen hoezeer ik hen erkentelijk ben voor de oorspronkelijke bijdrage welke zij aan de Synode hebben geleverd. Ik dank van ganser harte de eminenties kardinalen prefecten van de congregaties, mijn naaste medewerkers, voor hun bijdrage aan deze werkzaamheden waartoe zij de ervaring hebben aangedragen welke zij in hun ambt hebben opgedaan. De algemene secretaris, zijne excelientie mgr. Jozef Tomko, zijn assistant, zijne excelientie mgr. Albert Descamps, de speciale secretaris de zeereerwaarde pater Joseph Lescrauwaet, betuig ik mijn diepe dankbaarheid voor de deskundige diensten die zij over en weer hebben bewezen. Ik wil niet stilzwijgend voorbijgaan aan de toewijding van het personeel van het Synode-secretariaat, de persdienst, alsook al het hulppersoneel. Het zij mij ook vergund een woord van dank te richten tot alle vertegenwoordigers van de sociale communicatiemiddelen die zich erop hebben toegelegd om het contact met het geheel van de kerk te bewaren, terwijl zij de terughoudendheid welke de beraadslagingen noodzakelijk moest omgeven, respecteerden.
Gedurende al deze dagen heb ik bij u kunnen zijn en aan het merendeel van de vergaderingen van de morgen en de namiddag kunnen deelnemen. Ik ben getuige geweest van de eerlijkheid, de aandacht en de objectiviteit waarmee u ieder probleem hebt behandeld. Een dergelijke aandacht en zorg toont slechts hoezeer de problemen welke wij samen hebben aangepakt, u ter harte gaan en hoezeer u al uw krachten wilt inzetten voor hun oplossing. Ik dank Christus ervoor, en ook u, eerbiedwaardige en dierbare broeders. Deze rustige, concrete en oprechte sfeer van gedachtenwisselen over elk van de bestudeerde onderwerpen, heeft getoond, dat de Geest van onze Heer en Meester met ons was, en dat we ook de hulp van Zijn Heilige Moeder hebben ontvangen tot wie wij iedere dag ons gebed richtten, vooral bij het bidden van het Angelus.