Paus, Curie en Nederlandse Bisschoppen - 31 januari 1980
BESLUITEN BIJZONDERE SYNODE VAN BISSCHOPPEN VAN NEDERLAND | |||
► | DE BISSCHOPPEN | ||
► | HET GELOOF, OF DE BISSCHOP ALS LERAAR VAN HET GELOOF |
De Bisschoppen belijden hun instemming met de inhoud van het katholieke geloof zoals dat geleerd wordt door de Rooms Katholieke Kerk. Zij spreken ook hun volledige en algehele verbondenheid uit met de Paus, Bisschop van Rome en Opperherder van de universele Kerk, en ook hun geloof in de hiërarchische inrichting van de Kerk. Noch de Bisschoppen, noch de priesters zijn afgevaardigden van de gelovigen, maar dienaren van Jezus Christus ten dienste van de kerkgemeenschap.
De Bisschoppen belijden dat het uitgangspunt en de objectieve bron van het geloof liggen in de goddelijke Openbaring, want aan God die zich openbaart ïs de mens de gehoorzaamheid van het geloof schuldig" (Rom. 1, 5)(Rom. 16, 26) 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 5.
De Bisschoppen weten dat het hun opdracht is om de inhoud van de Openbaring, zoals die is vertolkt door het leergezag, in zijn volheid te verkondigen, en dat met inachtneming van de rechtmatige verlangens van de mensen van onze tijd. De Bisschoppen geven toe dat er verschillen bestaan in gevoeligheid voor de wijze waarop het christelijk geloof wordt verkondigd aan de mensen van vandaag.
Voor wat betreft de harmonie tussen de Openbaring zoals die door het leergezag wordt vertolkt en de aspiraties van onze tijd zijn de Bisschoppen vast besloten om te komen tot een heldere en evenwichtige verkondiging van het geloof.
De Bisschoppen zijn het er over eens dat er bij de gelovigen van alle tijden een geloofszin (sensus fidei) bestaat, waar de theologen altijd op moeten letten en waarmee men rekening moet houden bij het interpreteren van de Overlevering. Volgens 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965) is het juist door de bezinning en de studie van de gelovigen, en door hun innerlijk verstaan van de geestelijke werkelijkheden die zij ervaren, dat het inzicht in de Overlevering groeit. Maar deze geloofszin is niet de Openbaring zelf, en hij heeft ook niet dezelfde autoriteit als de normatieve interpretatie die het leergezag van de Kerk, in volledige onderwerping aan de Openbaring zelf, er van geeft.
Naast deze geloofszin die eigen is aan trouwe gelovigen, bestaan er algemeen menselijke religieuze ervaringen. Deze laatste kunnen het uitgangspunt vormen voor de geloofsopvoeding en voor de catechese. Zij moeten echter gewaardeerd worden in het licht van de noodzakelijke groei naar de volledige kennis van het geloof. Men zal dus afstand moeten nemen van bepaalde catechetische methoden die niet verder komen dan de religieuze ervaring alleen.
In het besef dat een zekere verscheidenheid bestaat (éénheid betekent inderdaad geen éénvormigheid) in de wijze waarop het geloof wordt uitgedrukt of weergegeven, hetzij door de massa-media, hetzij in de pers en andere publicaties, zullen de Bisschoppen ervoor waken dat deze verscheidenheid geen verwarring schept bij de gelovigen. De Bisschoppen stellen zich voor concrete middelen aan te wenden om datgene wat Vaticanum II heeft geleerd en de documenten van de H. Stoel de gewenste verspreiding te geven.
De wijze waarop de pastores het geloof brengen is een zaak van voorzichtig beleid, met name wanneer het gaat om de christelijke moraal. Zij weten dat zij de norm zelf niet mogen prijsgeven. Aan de andere kant moeten zij bedacht zijn op het vinden van wegen om het gebrek aan bereidheid of de moeilijkheid te overwinnen die sommige gelovigen hebben om de normen die uit de christelijke waarden voortvloeien te aanvaarden of toe te passen. Als deze bereidheid eigenlijk in het geheel niet of in zeer geringe mate aanwezig is, of wanneer de moeilijkheden zeer groot zijn, moeten de pastores toch zorg blijven hebben voor dergelijke situaties.