
H. Paus Johannes Paulus II - 12 januari 2003
Onder de waakzame blik van haar Moeder floreert de kerkelijke gemeenschap als een familie die opbloeit door de krachtige uitstorting van de Geest, en aanschouwt zij, terwijl zij de uitdaging van de nieuwe evangelisatie aanneemt, het genadevolle gelaat van Jezus in de broeders en zusters, met name in armen en noodlijdenden en in hen die ver van het geloof en het evangelie zijn. De Kerk is ook zeker niet bang om tegenover de wereld uit te roepen dat Christus “de weg, en de waarheid en het leven” is (Joh. 14, 6). Ze is niet bang om met vreugde te getuigen van het goede nieuws “dat als het hart en als gehele inhoud de persoon van Jezus Christus heeft, het vleesgeworden Woord, de enige Verlosser van de wereld”. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de allerheiligste Rozenkrans, Rosarium Virginis Mariae (16 okt 2002), 20
Er moet gewerkt worden aan een kundige en heilige evangelisatie. Het vuur van de apostelen mag niet verflauwen, zeker waar het gaat om de missie ad gentes. De rozenkrans is, als hij weer ten volle ontdekt en gewaardeerd wordt, een gewoon maar vruchtbaar pedagogisch en spiritueel instrument om Gods volk te vormen om actief te zijn in het enorme veld van het apostolische werk.