
H. Paus Johannes Paulus II - 12 januari 2003
Ik zou willen dat het Jaar van de Rozenkrans voor gelovigen in alle delen van de wereld een goede gelegenheid biedt om de betekenis van hun christelijke roeping te verdiepen. Door van de gezegende Maagd te leren en haar voorbeeld te volgen, zal iedere gemeenschap beter in staat zijn om haar eigen ‘contemplatieve’ en ‘missionaire’ activiteiten uit te bouwen.
Als de Wereldmissiezondag, direct aan het einde van het speciale Mariajaar, goed wordt voorbereid, zal dat een extra impuls geven aan de betrokkenheid van de kerkelijke gemeenschap. Het vertrouwen dat wij tot Maria onze toevlucht kunnen nemen, zal, in combinatie met het dagelijks reciteren van de rozenkrans en de meditatie over de geheimen van het leven van Christus, onderstrepen dat de missie van de Kerk in de eerste plaats steunt op het gebed. De houding om te ‘luisteren’, waartoe men komt door het bidden van de rozenkrans, brengt de gelovigen dicht bij Maria, die “dit alles in haar hart bewaarde en erover nadacht” (Lc. 2, 19). Frequente meditatie over het Woord van God vormt ons om te leven “in levende gemeenschap met Jezus door – zoals we zouden kunnen zeggen – het hart van Zijn moeder”. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de allerheiligste Rozenkrans, Rosarium Virginis Mariae (16 okt 2002), 2