
Joseph Kardinaal Ratzinger en msgr. Tarcisio Bertone s.d.b. - 29 juni 1998
De belofte van Christus de Heer de Heilige Geest te schenken, die “jullie leidsman naar de volle waarheid zal zijn”, (Joh. 16, 13) draagt de Kerk voortdurend op haar pelgrimstocht. Daarom zijn in de voorbije eeuwen bepaalde waarheden als tot stand gekomen met bijstand van de Heilige Geest, gedefinieerd, om welke reden zij zichtbare fasen zijn ter verwezenlijking van de oorspronkelijke belofte. Andere waarheden echter moeten nog dieper doorgrond worden voordat ten volle verstaan wordt wat God door zijn mysterie van liefde aan de mensen heeft willen openbaren om hun heil te bereiken. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 11
Ook zeer onlangs heeft de Kerk op grond van haar pastorale inzet het goed geacht het geloof van alle tijden duidelijker te verwoorden. Bovendien is aan bepaalde gelovigen die geroepen zijn tot bijzondere functies, uit te oefenen in de gemeenschap in naam van de Kerk, de plicht opgelegd ten overstaan van allen de geloofsbelijdenis uit te spreken volgens de formule die door de Apostolische Stoel is goedgekeurd. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Geloofsbelijdenis en eed van trouw bij de aanvaarding van een ambt uit te oefenen in naam van de Kerk (9 jan 1989) Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 833