H. Paus Johannes Paulus II - 18 mei 1998
De Geloofsbelijdenis, naar behoren voorafgegaan door het 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381), bevat ook drie stellingen of paragrafen die de bedoeling hebben om de waarheden van het katholiek geloof uiteen te zetten welke door de Kerk, onder leiding van de heilige Geest die de “leidsman naar de volle waarheid zal zijn” (Joh. 16, 13), in de loop der tijden dieper onderzocht zijn of moeten worden. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 747. § 1 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 595. § 1
De eerste paragraaf, welke luidt “Eveneens geloof ik met vast geloof alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, en wat door de Kerk hetzij door een plechtig oordeel hetzij door het gewoon en universeel leergezag als van Godswege geopenbaard te geloven voorgehouden wordt”, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 5 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 15 bevestigt dit dienovereenkomstig en heeft haar voorschrift in de universele wetgeving van de Kerk in canon Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van het Wetboek van Canoniek Recht Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 750. “Met goddelijk en katholiek geloof moet geloofd worden alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, namelijk in het ene geloofsgoed dat aan de Kerk toevertrouwd is en dat tegelijk zoals van Godswege geopenbaard voorgehouden wordt, hetzij door het plechtig leergezag van de Kerk hetzij door het gewoon en universeel leergezag, dat zeker ook door het gemeenschappelijk aanvaarden van de christengelovigen onder leiding van het heilig leergezag tot uiting gebracht wordt; derhalve zijn allen verplicht welke leerstellingen dan ook te mijden die hiermee in strijd zijn.” en canon Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) van het Wetboek van Canones van de Oosterse Kerken. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 598. “Met goddelijk en katholiek geloof moet geloofd worden alles wat vervat is in het geschreven of overgeleverd woord van God, namelijk in het ene geloofsgoed dat aan de Kerk toevertrouwd is en dat tegelijk als van Godswege geopenbaard voorgehouden wordt, hetzij door het plechtig leergezag van de Kerk hetzij door het gewoon en universeel leergezag, dat zeker ook door het gemeenschappelijk aanvaarden van de christengelovigen onder leiding van het heilig leergezag tot uiting gebracht wordt; derhalve zijn allen verplicht welke leerstellingen dan ook te mijden die hiermee in strijd zijn.”
De derde paragraaf, luidend “Bovendien aanvaard ik met religieuze volgzaamheid van wil en verstand de leerstellingen die hetzij de Paus hetzij het Bisschoppencollege naar voren brengen wanneer zij hun authentiek leergezag uitoefenen, ook al hebben zij niet de bedoeling deze bij definitieve act af te kondigen”, Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 16 heeft haar plaats in canon 752 van het Wetboek van Canoniek Recht Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 752. “Weliswaar geen geloofsinstemming maar wel een religieuze volgzaamheid van verstand en wil moet betracht worden ten overstaan van een leer die hetzij de Paus hetzij het Bisschoppencollege inzake geloof of zeden naar voren brengen, wanneer zij hun authentiek leergezag uitoefenen, ook al hebben zij niet de bedoeling deze bij definitieve act af te kondigen; bijgevolg dienen christengelovigen ervoor te zorgen om te mijden wat met deze leer niet strookt.” en in canon 599 van het Wetboek van Canones van de Oosterse Kerken. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 599. “Weliswaar geen geloofsinstemming maar wel een religieuze volgzaamheid van verstand en wil moet betracht worden ten overstaan van een leer die hetzij de Paus hetzij het Bisschoppencollege inzake geloof of zeden naar voren brengen, wanneer zij hun authentiek leergezag uitoefenen, ook al hebben zij niet de bedoeling deze bij definitieve act af te kondigen; bijgevolg dienen christengelovigen ervoor te zorgen dat zij mijden wat met deze leer niet strookt.”