
H. Paus Johannes Paulus II - 23 november 2001
De aanwezigheid van Christus die aldus werkelijkheid wordt in het leven van alledag, maakt de parochie tot een ware gemeenschap van gelovigen. Het is daarom van fundamenteel belang voor de parochie om een priester als haar pastoor te hebben. En de titel van pastoor is voorbehouden aan de priester. De priesterwijding is voor hem de beslist noodzakelijke en onvermijdelijke voorwaarde om geldig benoemd te worden als pastoor Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 521. § 1. Zeker, andere gelovigen kunnen actief met hem samenwerken, zelfs voltijds, maar omdat zij niet het sacramentele priesterschap hebben ontvangen kunnen zij hem niet vervangen als pastoor.
Bepalend voor deze bijzondere centrale kerkelijke positie van de priester is zijn fundamentele relatie met Christus, Hoofd en Herder, als zijn sacramentele vertegenwoordiging. In de apostolische Exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Pastores Dabo Vobis
Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen
(25 maart 1992) heb ik opgemerkt “dat de verwijzing naar de Kerk opgesloten ligt in de unieke betrekking van de priester met Christus zelf, in die zin dat het de ‘sacramentele vertegenwoordiging’ van Christus is die de betrekking van de priester met de Kerk fundeert en bezielt” H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen, Pastores Dabo Vobis (25 mrt 1992), 16. De kerkelijke dimensie behoort tot het wezen van het gewijde priesterschap. Het staat helemaal in dienst van de Kerk zodat de kerkelijke gemeenschap het gewijde ambt van priester absoluut nodig heeft, opdat Christus, Hoofd en Herder, in haar tegenwoordig is. Terwijl het algemene priesterschap voortvloeit uit het feit, dat het Christenvolk door God wordt uitgekozen als brug naar de mensenfamilie en elke gelovige betreft, voor zover hij deelt uit maakt van dit volk, is het ambt van priester daarentegen de vrucht van een uitverkiezing, een bijzondere roeping: “Jezus riep zijn leerlingen bij zich en koos twaalf van hen uit” (Lc. 6, 13-16). Dankzij het ambtelijk priesterschap zijn de gelovigen zich bewust van hun algemeen priesterschap en oefenen zij dat uit Vgl. Ef. 4, 11-12
; immers, de priester herinnert hen eraan dat zij het volk van God zijn en hij stelt hen in staat, die “geestelijke offers te brengen” Vgl. 1 Pt. 2, 5
, waardoor Christus zelf ons maakt tot een eeuwig geschenk aan de Vader Vgl. 1 Pt. 3, 18
. Zonder de tegenwoordigheid van Christus die door de parochiepriester, de sacramentele leiding van de gemeenschap, wordt vertegenwoordigd, zou dit geen volledige kerkelijke gemeenschap zijn.