H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1999
De Achtste Wereldziekendag wordt op 11 februari 2000, het jaar van het Grote Jubileum, in Rome gehouden en zal de aandacht van de christelijke gemeenschap vestigen op de realiteit van ziekte en lijden in het perspectief van het mysterie van de menswording van de Zoon van God, om uit dit buitengewone gebeuren nieuw licht te putten om over deze fundamentele menselijke ervaringen te laten schijnen.
Aan het einde van het tweede millennium van het christelijke tijdperk slaat de kerk met bewondering de vooruitgang gade die de mensheid heeft geboekt in de behandeling van het lijden en in de verbeterde medische zorg en besteedt zij ook aandacht aan de vragen die in de sector van de gezondheidszorg rijzen, om zo haar aanwezigheid in deze context des te beter te kunnen bepalen en op adequate wijze in te gaan op de prangende vraagstukken van deze tijd.
Door de eeuwen heen hebben mensen alles gedaan wat binnen hun intellectuele en emotionele vermogen lag om de beperkingen die inherent zijn aan het menselijk bestaan, te overwinnen en er zijn ook grote doorbraken bewerkstelligd in de gezondheidszorg. Men hoeft maar te denken aan de mogelijkheid om het leven te lengen en de kwaliteit ervan te verbeteren, de mogelijkheid om het lijden te verlichten en iemands vermogen door middel van goede en betrouwbare medicijnen en steeds geavanceerdere technologieën te vergroten. Daarnaast zijn er nog de verworvenheden op het sociale vlak, zoals de wijdverbreide erkenning van het recht op medische zorg, dat in juridische termen in diverse "Handvesten van de rechten van de zieke" is neergelegd. Hierbij mogen we ook niet de belangrijke ontwikkeling vergeten die zich heeft voltrokken op het gebied van de ondersteunende zorg, dankzij de komst van nieuwe medische toepassingen, een steeds beter gekwalificeerde verpleegkundige zorg en het verschijnsel vrijwilligerswerk, dat de laatste tijd ook van een steeds hoger niveau wordt.
Toch kunnen we aan het einde van het tweede millennium niet zeggen dat de mensheid al het nodige heeft gedaan om de immense last van het lijden op de schouders van individuele personen, families en hele samenlevingen, te verlichten.
Integendeel, het ziet er eerder naar uit dat de rivier van de menselijke pijn, toch al gezwollen door de broosheid van de mens en de wond van de erfzonde, alsmede door het lijden dat wordt toegebracht door de fouten van mensen en landen, met name in de afgelopen eeuw nog omvangrijker is geworden. Ik denk aan de oorlogen die deze eeuw tot zoveel bloedvergieten hebben geleid, misschien wel meer dan in enige voorgaande eeuw in de gekwelde geschiedenis van de mens. Ik denk aan de verschillende soorten ziektes die in de samenleving heersen, zoals drugsverslaving, aids, ziektes die worden veroorzaakt door het verval van de grote steden en het milieu. Ik denk aan de toename van de georganiseerde criminaliteit, zowel op grote als kleine schaal, en aan de voorstellen ten aanzien van euthanasie.
Ik zie niet alleen de ziekenhuisbedden voor me, waarin zovele zieken liggen, maar ook het lijden van vluchtelingen, kinderen zonder ouders en de vele slachtoffers van sociale misstanden en armoede.
Tegelijkertijd is er, nu het geloof met name in de geseculariseerde wereld op de achtergrond raakt, nog een ernstige oorzaak van lijden, namelijk het feit dat men niet meer in staat is om de verlossende betekenis van pijn en de troost van de eschatologische hoop in te zien.
Door te delen in de vreugde en de hoop, het verdriet en de zorgen van de mensen door de tijden heen, heeft de kerk de mensheid steeds vergezeld en gesteund in haar strijd tegen pijn en in haar streven naar de verbetering van de gezondheid. Tegelijkertijd heeft zij getracht de mensheid de zin van het lijden en de rijkdom van het heil van Christus de Verlosser te openbaren. De geschiedenis heeft grote mannen en vrouwen gekend die, in hun verlangen om Christus na te volgen vanuit een grote liefde voor de armen en lijdende broeders, talloze initiatieven voor sociale ondersteuning hebben genomen en de afgelopen twee millennia met hun goede werken hebben verlicht. Naast de kerkvaders en de stichters en stichteressen van religieuze instellingen kunnen we niet anders dan met bewondering kijken naar de talloze mensen die, nederig en in stilte, hun leven hebben gewijd aan de dienst aan hun zieke naaste, zozeer dat zij zelfs helden mogen worden genoemd. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over het gewijde leven en zijn zending in de Kerk en de wereld, Vita Consecrata (25 mrt 1996), 83 De dagelijkse ervaring toont hoe de kerk, geïnspireerd door het evangelie van naastenliefde, met vele activiteiten, ziekenhuizen, medische instellingen en vrijwilligersorganisaties haar bijdrage blijft leveren aan de bevordering van de gezondheid en de zorg voor de zieken, waarbij bijzondere aandacht besteed wordt aan de minst bedeelden in alle delen van de wereld, in weerwil van de oorzaak van hun lijden, hetzij vrijwillig hetzij onvrijwillig.
Deze aanwezigheid dient te worden gehandhaafd en gestimuleerd in het belang van het kostbare goed van de menselijke gezondheid, waarbij zorgvuldig aandacht moet worden besteed aan alle ongelijkheid en tegenstellingen die nog altijd bestaan in de wereld van de gezondheidszorg.
Toch zijn er door de eeuwen heen – en ook nu nog – naast de lichtpunten, ook dingen geweest die een schaduw werpen op het algehele beeld van verbeteringen in de gezondheidszorg, die op veel punten ook werkelijk goed zijn. Ik denk hierbij aan de ernstige vormen van sociale ongelijkheid in de toegankelijkheid van de gezondheidszorg, waarvan in grote delen van de wereld, vooral in landen op het zuidelijk halfrond, nog altijd sprake is.Deze onrechtvaardige ongelijkheid vormt een steeds schrijnender ondermijning van de fundamentele rechten van de mens: hele bevolkingen hebben niet eens de beschikking over primaire, elementaire medicijnen, terwijl elders in de wereld zelfs dure medicijnen op grote schaal worden verkwist en misbruikt. En wat te zeggen van de vele broeders en zusters die niet eens het minimale bezitten om hun honger te stillen en ten prooi vallen aan allerlei soorten ziekten? Om niet te spreken van de vele oorlogen die de mensheid met bloed besmeuren en alle mogelijke lichamelijke en psychologische trauma’s en de dood tot gevolg hebben.
Met betrekking tot deze scenario’s moeten we erkennen dat de economische, wetenschappelijke en technologische doorbraken in veel gevallen helaas niet echt hebben geresulteerd in een vooruitgang die is gericht op de menselijke persoon en de onschendbare waardigheid van ieder mens. Zelfs de resultaten op het gebied van de genetica, die van fundamenteel belang zijn voor de medische zorg, met name op het punt van de bescherming van het pasgeboren leven, kunnen mogelijkheden bieden voor ontoelaatbare keuzes, gewetenloze manipulatie en belangen die in tegenspraak zijn met werkelijke ontwikkeling, in veel gevallen met desastreuze gevolgen.
Enerzijds worden er grote inspanningen verricht om het leven te verlengen en het zelfs kunstmatig voort te planten, maar anderzijds worden geboortes verhinderd wanneer de conceptie reeds heeft plaatsgevonden en wordt de dood van mensen die niet langer van waarde worden geacht, bespoedigd. En hoewel er terecht waarde wordt gehecht aan de gezondheid en er steeds meer initiatieven worden genomen om deze verder te bevorderen, wat soms zelfs proporties aanneemt van een lichaamscultus en een hedonistisch najagen van een goede lichamelijke conditie, wordt het leven in deze optiek tegelijkertijd gereduceerd tot een consumptieartikel, waardoor een nieuwe schaal wordt gecreëerd die gehandicapten, ouderen en terminaal zieken aan de zijlijn plaatst.
Al deze tegenstellingen en paradoxale situaties komen voort uit een gebrek aan harmonie tussen de logica van het welzijn en het streven naar technologische vooruitgang enerzijds en de logica van ethische waarden die hun basis hebben in de waardigheid van ieder mens anderzijds.
Aan de vooravond van het nieuwe millennium hopen we dat "de zuivering van het geheugen" ook zal worden bevorderd in de wereld van lijden en gezondheid, hetgeen zal leiden tot het "erkennen van de fouten die begaan zijn door hen die de naam van christen gedragen hebben en dragen". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bul ter afkondiging van het Grote Jubileumjaar 2000, Incarnationis mysterium (30 nov 1998), 11 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 33.37.51 De kerkelijke gemeenschap wordt geroepen om ook op dit gebied gehoor te geven aan de oproep tot bekering, die is gekoppeld aan de viering van het Heilig Jaar.
Het proces van bekering en vernieuwing wordt bevorderd als we steeds onze ogen gericht houden op Hem, "die twintig eeuwen geleden mens werd in de schoot van Maria en zich in het sacrament van de eucharistie aan de mensheid blijft aanbieden als bron van goddelijk leven". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 55
Het mysterie van de menswording houdt in dat het leven moeten worden beschouwd als een geschenk van God, waarmee op een verantwoordelijke manier moet worden omgesprongen en dat ten goede moet worden benut: gezondheid is dus een positieve levensbijdrage, die moet worden nagestreefd voor het welzijn van de mens en zijn naaste. Gezondheid is echter een van de laatste punten in de hiërarchie van waarden die bevorderd en in beschouwing genomen moeten worden met het oog op het totale, en dus ook spirituele, welzijn van de mens.
In dit verband richten wij onze blik in het bijzonder op de lijdende en verrezen Christus. Door het menselijk bestaan aan te nemen, aanvaardde de Zoon van God het menselijk leven in al zijn aspecten, ook de pijn en de dood, waarmee Hij de woorden vervulde die Hij bij het Laatste Avondmaal sprak: "De grootste liefde die iemand zijn vrienden kan betonen, bestaat hierin dat hij zijn leven voor hen geeft" (Joh. 15, 13). In de viering van de eucharistie verkondigen en delen de christenen in het offer van Christus, want "door zijn striemen (zijn wij) genezen" (1 Pt. 2, 24) en door zich met Hem te verenigen, "behoeden zij in hun lijden een deel van de oneindige schat van de verlossing van de wereld, en kunnen die schat aan anderen meedelen". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de christelijke zin van het menselijke lijden, Salvifici doloris (11 feb 1984), 27
Het voorbeeld van Jezus, de lijdende Dienstknecht, heeft grote heiligen en eenvoudige gelovigen ertoe gebracht om hun ziekte en pijn om te zetten in een bron van loutering en verlossing voor zichzelf en anderen. Wat een grote mogelijkheden voor persoonlijke heiliging en bijdragen aan het heil van de wereld biedt de weg die Christus en zovelen van zijn leerlingen hebben geopend voor onze zieke broeders en zusters! Het is een moeilijke weg, omdat de mens de zin van het lijden en de dood niet uit zichzelf ontdekt, maar het is wel mogelijk om die weg te gaan met de hulp van Jezus, de innerlijke Meester en Leidsman. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de christelijke zin van het menselijke lijden, Salvifici doloris (11 feb 1984), 26-27 Zoals de Verrijzenis de wonden van Christus omzette in een bron van genezing en heil, zo is het licht van de verrezen Christus voor iedere zieke een bevestiging dat de weg van trouw aan God zijn triomf kan vinden in het zichzelf geven, tot aan het kruis, en dat ziekte hierdoor kan worden omgezet in een bron van vreugde en verrijzenis. Is dit niet de verkondiging die bij elke eucharistieviering in het hart weerklinkt, als de mensen uitspreken: "Christus is gestorven, Christus is verrezen, Christus zal wederkeren"? De zieken, die ook als arbeiders zijn uitgezonden in de wijngaard van de Heer, Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 53 kunnen met hun voorbeeld een effectieve bijdrage leveren aan de evangelisatie van een cultuur die zich los tracht te maken van de ervaring van het lijden, waarin men ernaar streeft de diepere zin van het lijden en de daarmee verbonden aanzet tot menselijke en christelijke groei te doorgronden.
Het Jubeljaar nodigt ons ook uit om het gelaat van Jezus, de goddelijke Samaritaan van lichaam en ziel, te aanschouwen. Door het voorbeeld van haar goddelijke Stichter na te volgen, heeft de kerk "van eeuw tot eeuw ... de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan uit het evangelie overgeschreven ... en de genezende en troostende liefde van Jezus Christus geopenbaard en meegedeeld. Dat is gebeurd door middel van het getuigenis van het religieuze leven dat gewijd is aan de dienst van de zieken, en door middel van de onvermoeibare inspanning van alle werkers in de gezondheidszorg." H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 53 Deze toewijding komt niet voort uit specifieke sociale situaties en mag ook niet worden gezien als een optionele of toevallige activiteit. Het is het onontkoombare antwoord op het gebod van Christus: "Hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en elke ziekte en elke kwaal te genezen" (Mt. 10, 1) Vgl. Mt. 10, 7-8 .
Het dienstbetoon aan de lichamelijk of geestelijk lijdende mens ontleent zijn betekenis aan de eucharistie, waarin niet alleen de bron, maar ook de norm gelegen is. Het was geen toeval dat Jezus de eucharistie nauw verbond met dienstbetoon Vgl. Joh. 13, 2-16 , toen Hij de leerlingen vroeg om voortaan tot zijn gedachtenis niet alleen "het brood te breken", maar ook "de voeten te wassen".
Het voorbeeld van Christus, de goede Samaritaan, moet de houding van de gelovige inspireren en hem ertoe aanzetten om zijn lijdende broeders en zusters "nabij" te zijn met respect, begrip, aanvaarding, tederheid, medeleven en onbaatzuchtigheid. Het gaat erom de onverschilligheid te doorbreken, die maakt dat individuele personen en groepen zich egocentrisch in zichzelf terugtrekken. Hiertoe "moeten het gezin, de school en andere opvoedingsinstituten, al was het maar om humanitaire redenen, met volharding werken aan het kweken en ontwikkelen van die gevoeligheid voor de naaste en zijn lijden". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de christelijke zin van het menselijke lijden, Salvifici doloris (11 feb 1984), 29 Voor de gelovige komt deze menselijke gevoeligheid tot uitdrukking in de agape, dat wil zeggen de bovennatuurlijke liefde, die ons ertoe brengt vanuit de liefde voor God ook onze naaste lief te hebben. Terwijl zij zich laat leiden door het geloof en degenen die gebukt gaan onder menselijk lijden omringt met liefdevolle zorg, herkent de kerk in hen het gelaat van haar arme en lijdende Stichter en wil zij zich inzetten om hun lijden te verlichten, indachtig de woorden die Hij gesproken heeft: "Ik was ziek en jullie hebben naar Me omgezien" (Mt. 25, 36).
Het voorbeeld van Jezus, de goede Samaritaan, spoort ons niet alleen aan om de zieken te helpen, maar ook om alles te doen wat in ons vermogen ligt, om hen weer in de samenleving te integreren. Bij Christus betekent genezing ook herintegratie: zoals ziekte de mens buiten de gemeenschap plaatst, zo moet genezing hem weer helpen om zijn plaats te hervinden in het gezin, in de kerk en in de maatschappij.
Ik wil iedereen die beroepsmatig of vrijwillig in de medische wereld werkzaam is, van harte uitnodigen om hun blik te richten op de goddelijke Samaritaan, zodat hun dienstbetoon een voorafschaduwing kan worden van de definitieve verlossing en een verkondiging is van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde "waar gerechtigheid zal wonen" (2 Pt. 3, 13).
Jezus behandelde en genas de zieken niet alleen, maar deed de gezondheid ook eindeloos veel goed door zijn heilzame aanwezigheid, onderricht en handelwijze. Zijn liefde voor de mens kwam tot uitdrukking in relaties vol menselijkheid, waarin Hij begrip en compassie toonde en troost bracht, in een harmonieuze combinatie van tederheid en kracht. Hij was geroerd door de schoonheid van de natuur, Hij was gevoelig voor het menselijk lijden, Hij vocht tegen het kwaad en tegen ongerechtigheid. Hij stelde zich moedig open voor de negatieve aspecten van deze ervaring en droeg, in het besef van de consequenties daarvan, de zekerheid van een nieuwe wereld uit. In Hem toonde het menselijk bestaan zijn bevrijde gezicht en vonden de diepste menselijke aspiraties hun vervulling.
Hij wil deze harmonieuze volheid van het leven overdragen op de mensen van vandaag. Zijn verlossende werk is er niet alleen op gericht om tegemoet te komen aan de noden van de mens, het slachtoffer van zijn eigen beperkingen en tekortkomingen, maar ook om hen te steunen in hun streven naar zelfverwezenlijking. Hij opent voor de mens het perspectief van het goddelijk leven: "Ik ben gekomen opdat ze leven mogen bezitten, en wel in overvloed" (Joh. 10, 10).
Vanuit haar roeping om Jezus’ missie voort te zetten moet de Kerk streven naar de bevordering van een rijk en geordend leven voor iedereen.
In het kader van de bevordering van de gezondheid en de kwaliteit van het leven in de juiste zin van het woord, zijn er twee taken die de bijzondere aandacht van de christen verdienen.
Ten eerste de bescherming van het leven. Er zijn in de huidige wereld veel mannen en vrouwen die ijveren voor een betere kwaliteit van het leven met respect voor het leven zelf en nadenken over de ethiek van het leven, om de verwarring ten aanzien van waarden te verdrijven, die in de huidige cultuur soms bestaat. Zoals ik in mijn encycliek Congregatie voor de Geloofsleer
Donum Vitae
Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting
(22 februari 1987) schreef, "is het bijzonder betekenisvol dat ethische reflectie over het leven wordt hervat; het ontstaan en de voortdurende ontwikkeling van de bio-ethiek bevordert de reflectie en de dialoog – zowel tussen gelovigen en niet-gelovigen, als tussen gelovigen van verschillende godsdiensten – over fundamentele ethische problemen die het menselijk leven betreffen". Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 27 Er zijn helaas echter ook veel mensen die zich hard maken voor een zorgwekkende cultuur van de dood en een mentaliteit verspreiden die is doordrenkt van egoïsme en hedonistisch materialisme en wordt verbonden met de sociale en wettelijke sanctionering van de onderdrukking van het leven.
Aan de wortel van deze cultuur ligt vaak een prometheïsche houding, die ertoe leidt dat de mens denkt "zichzelf als meester over leven en dood te kunnen opstellen door de beslissing erover in eigen handen te nemen, terwijl hij dan in feite overwonnen en verpletterd wordt door een dood waaraan onherroepelijk elke zin en hoop ontnomen is". Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 15 Als de wetenschap en medische praktijk het zicht verliezen op de inherente ethische dimensie van hun werk, kunnen mensen die in de gezondheidszorg werken, "soms zwaar bekoord worden om het leven te manipuleren of zelfs de dood te veroorzaken". Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 89
In dit kader worden de gelovigen opgeroepen om zich het inzicht van het geloof eigen te maken als het gaat om de verheven en mysterieuze waarde van het leven, hoe broos en kwetsbaar dat soms ook kan lijken. " Deze blik verliest het vertrouwen niet, wanneer iemand ziek is of lijdt, zich aan de rand van de maatschappij of op de drempel van de dood bevindt; maar hij pakt de uitdaging van al deze situaties aan, om op zoek te gaan naar de zin ervan en hij is dan klaar om op het gelaat van ieder mens een uitnodiging tot ontmoeting, dialoog en solidariteit te lezen." Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 83
Deze opdracht geldt in het bijzonder degenen die in de gezondheidszorg werkzaam zijn: artsen, farmaceuten, verpleegkundigen, geestelijk verzorgers, mannen en vrouwen van het religieuze leven, bestuurders en vrijwilligers die, op grond van hun werk, in een bijzondere hoedanigheid geroepen zijn om hoeders van het menselijk leven te zijn. Maar het betreft ook ieder ander mens, te beginnen bij de familieleden van de zieke. Zij weten dat "de vraag die opwelt uit het hart van de mens tijdens zijn laatste confrontatie met lijden en dood, vooral wanneer hij bekoord wordt zich in wanhoop op te sluiten en er bijna aan ten onder gaat, vooral een vraag om begeleiding is, om solidariteit en steun in de beproeving. Het is een hulpgeroep, om te kunnen blijven hopen tegen alle hoop in." Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 67
De tweede taak waaraan christenen zich niet kunnen onttrekken, betreft de bevordering van een menswaardige gezondheid. In onze samenleving bestaat het risico dat de gezondheid tot een afgod wordt gemaakt, waaraan alle andere waarden ondergeschikt zijn. De christelijke visie op de mens verzet zich tegen een notie waarin gezondheid wordt gereduceerd tot pure, overvloedige vitaliteit en tevredenheid met de eigen lichamelijke conditie, waarin geen enkele ruimte is voor werkelijke aandacht voor het lijden. Deze visie, waarin de spirituele en sociale dimensies van de mens worden genegeerd, brengt het ware welzijn van de mens uiteindelijk in gevaar. Juist omdat gezondheid zich niet beperkt tot biologische volmaaktheid, biedt een leven in lijden ook ruimte voor groei en zelfontplooiing en opent het de weg naar de ontdekking van nieuwe waarden.
Deze visie op gezondheid, die is gebaseerd op een antropologie die de gehele persoon respecteert en geenszins gelijk te stellen is met de afwezigheid van ziekte, streeft naar een grotere harmonie en een gezonde balans tussen het fysieke, psychologische, spirituele en sociale niveau. In dit perspectief wordt de mens zelf geroepen om alle energie waarover hij beschikt, aan te wenden voor de vervulling van zijn eigen roeping en voor het welzijn van anderen.
Dit gezondheidsmodel verlangt van kerk en samenleving dat zij een menswaardige ecologie creëren. Het milieu staat in verband met de gezondheid van het individu en van de bevolking: het vormt ‘het huis’ van de mens en het complex van rijkdommen dat aan zijn zorg en rentmeesterschap is toevertrouwd, "de tuin die verzorgd moet worden en de akker die moet worden bewerkt". De externe ecologie van de mens moet echter vergezeld gaan van een innerlijke, morele ecologie, de enige die past in een juist gezondheidsconcept.
De menselijke gezondheid wordt zo dus, wanneer zij in haar geheel wordt gezien, een levensattribuut, een bron van dienstbetoon aan de naaste en openheid voor de verlossing.
In het Jubileumjaar van Gods genade – "een jaar van kwijtschelding van zonden en van de straffen voor die zonden, een jaar van verzoening tussen tegenstanders, een jaar van talrijke bekeringen en van sacramentele en buiten-sacramentele boetedoening" H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 14 nodig ik de pastores, priesters, mannen en vrouwen van het religieuze leven, de gelovigen en mensen van goede wil uit om op moedige wijze het hoofd te bieden aan de moeilijkheden die de wereld van het lijden en de gezondheid bedreigen.
Moge het Internationaal Eucharistisch Congres, dat in 2000 in Rome zal worden gehouden, een ideaal middelpunt worden waarvan gebeden en initiatieven zullen uitgaan die de aanwezigheid van de goddelijke Samaritaan in de wereld van de gezondheidszorg voelbaar en werkzaam zullen maken.
Ik hoop vurig dat de viering van het Jubileumjaar 2000 door de bijdrage van onze broeders en zusters in alle christelijke kerken de ontwikkeling zal markeren van een oecumenische samenwerking in de liefdevolle zorg voor de zieken, om zo tegenover de wereld een helder getuigenis af te leggen van het streven naar eenheid op het concrete vlak van de zorg voor de naaste.
Ik wil een bijzondere oproep richten aan de internationale politieke, sociale en medische organisaties in alle delen van de wereld om concrete projecten ter bestrijding van alles wat de waardigheid en gezondheid van de menselijke persoon schaadt, op overtuigende wijze te bevorderen.
Mogen wij in het proces van de actieve participatie in het leven van onze zieke broeders en zusters vergezeld worden door de Maagd en Moeder, die aan de voet van het kruis Vgl. Joh. 19, 25 deelde in het lijden van haar Zoon en die, vanuit haar grote ervaring op het vlak van het lijden, haar voortdurende en liefdevolle bescherming biedt aan hen die lichamelijk en geestelijk lijden onder de beperkingen en wonden van het menselijk bestaan.
Ik vertrouw de zieken en al wie hen nabij is toe aan haar, de gezondheid van de zieken en de Koningin van vrede, opdat zij hen door haar moederlijke voorspraak zal helpen om de beschaving van liefde te stichten.
Met deze hoop schenk ik u allen een bijzondere apostolische zegen.
Vanuit Castel Gandolfo, 6 augustus 1999,
Gedaanteverandering van de Heer.Paus Johannes Paulus II