Antonius M. Kard. Javierre Ortas - 25 maart 1994
Het volk van Israël heeft in heel zijn geschiedenis de overtuiging gehad het uitverkoren volk van God te zijn en de getuige van Gods handelen en liefde te midden van de volken. Aan de omringende volken heeft het bepaalde vormen van de eredienst ontleend, maar om het geloof in de God van Abraham, Isaak en Jakob heeft Israël deze ontleningen diepgaand gewijzigd, allereerst naar de betekenis maar dikwijls ook naar de vorm, om zo de gedachtenis van Gods wonderdaden in zijn geschiedenis te vieren, terwijl het deze elementen opnam in de eigen religieuze praktijk.
De ontmoeting van de joodse wereld met de Griekse wijsheid was aanleiding tot een nieuwe vorm van inculturatie: de vertaling van de heilige boeken in het Grieks bracht het woord van God binnen in een voor Hem gesloten wereld en onder Gods inspiratie heeft zij geleid tot een verrijking van de Schrift zelf.
Toen Gods Zoon op aarde was gekomen, ”geboren uit een vrouw, geboren onder de wet” (Gal. 4, 4), heeft Hij zich verbonden met de sociale en culturele omstandigheden van het volk van het Oude Verbond; met dat volk is Hij omgegaan en heeft Hij gebeden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 10
Hij is namelijk mens geworden, heeft een volk, een land en een bepaalde tijd aanvaard, maar krachtens de gemeenschappelijke menselijke natuur ”heeft Hij zich in zekere zin met iedere mens verenigd”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22 “Wij allen zijn immers in Christus, en de gemeenschappelijke natuur van ons menszijn is in Hem opnieuw tot leven gekomen. Daarom wordt Hij ook de nieuwe Adam genoemd.” H. Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op het Evangelie volgens Johannes, Commentarium in Joannis Evangelium. I, 14: PG 73, 162C
De vormgeving van de christelijke eredienst is volgens de plaatselijke omstandigheden ontstaan en stapsgewijs ontwikkeld binnen de grote culturele gebieden waar de blijde boodschap verspreid was. Zo zijn er verschillende liturgische families ontstaan in het Westen en het christelijk Oosten. Het rijke erfgoed van deze families bewaart getrouw de volheid van de christelijke traditie. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1200-1203 De Kerk van het Westen heeft soms elementen van haar liturgie aan het erfgoed van de liturgische families van het Oosten ontleend. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 14-15 De Romeinse Kerk heeft in haar liturgie de levende taal van het volk aangenomen, allereerst het Grieks, vervolgens het Latijn en, evenals de overige Latijnse kerken, heeft zij belangrijke elementen uit het sociale leven in het Westen in haar eigen eredienst opgenomen, waarbij zij daaraan een christelijke betekenis gaf. In de loop van de eeuwen heeft de Romeinse ritus herhaaldelijk haar kracht getoond om teksten, gezangen, gebaren en riten van uiteenlopende oorsprong in zich op te nemen Teksten: vgl. de bronnen van de gebeden, prefaties en eucharistische gebeden van het Romeins missaal. Gezangen: bijvoorbeeld enkele antifonen van 1 januari, het feest Doop van de Heer, 8 september, beklag van God in de liturgische viering van Goede Vrijdag, hymnen van het getijdengebed. Gebaren: bijvoorbeeld besprenkeling, bewieroking, knielen, vouwen van de handen. Riten: bijvoorbeeld de processie met palmen, de aanbidding van het kruis in de liturgische viering van Goede Vrijdag, de kruisdagen. en ook zich aan te passen aan de plaatselijke culturen in de missiegebieden, Vgl. H. Paus Gregorius de Grote, Herderlijke Regel, Regula pastoralis. XI, 59: CCL 140A, 961-962 Vgl. Paus Johannes VIII, Bul, Goedkeuring van het gebruik van de Slavische taal in de liturgie ontwikkeld door de HH. Cyrillus en Methodius, Industriae tuae (26 juni 880). PL 126, 904 Vgl. Congregatie Propaganda Fide, Instructie over de oprichting van apostolische viacriaten in China en Indochina, Vicariis apostolicis in Sinis et Indosinis degentibus (1 jan 1654). Collectanea S.C. de Propaganda Fidea, I, 1, Rome 1907, 135 Vgl. Congregatie Propaganda Fide, Instructie over het niet-religieuze karakter van de cultus van Confucius en deelname van Katholieken daaraan, Plane Compertum Est (8 dec 1939) zelfs als in een bepaalde periode van de geschiedenis de zorg voor de uniformiteit in de liturgie de overhand had.
Zoals het evangelie moet de liturgie de culturen hoogachten, ofschoon zij tegelijkertijd hen uitnodigt om zich te zuiveren en te heiligen.
De joden die zich in geloof tot Christus wenden, blijven zoveel mogelijk trouw aan het Oude Testament, dat leidt tot Jezus, de Messias van Israël; zij weten dat Jezus het verbond van Mozes heeft vervuld als middelaar van het nieuwe en eeuwige Verbond, bezegeld door Zijn bloed op het kruis. En eveneens weten zij dat Hij door het ene en volmaakte offer de waarachtige grote priester is en de definitieve tempel. Vgl. Hebr. 6-10 Tegelijkertijd zijn sommige voorschriften, zoals de besnijdenis, Vgl. Gal. 5, 1-6 de sabbat Vgl. Mt. 12, 8. en parallelplaatsen Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Magnesiërs, Epistula ad Magnesios. 9: Funk 1, 199: “zij die volgens de oude ordening geleefd hebben en tot de nieuwe hoop zijn gekomen, vieren niet meer de sabbat, maar richten hun leven naar de dag des Heren.” en de offers in de tempel Vgl. Hebr. 10 voor hen betrekkelijk geworden.
Op een meer radicale wijze hebben de Christenen die zich uit het heidendom hebben bekeerd, moeten verzaken aan hun afgodsbeelden, mythologieën en bijgelovige praktijken.
Maar wat ook hun etnische en culturele oorsprong is, de Christenen moeten in de geschiedenis van Israël de belofte erkennen, de profetie en de geschiedenis van hun heil. Zij beschouwen de boeken van het Oude Testament evenzeer als die van het Nieuwe als het woord van God Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 14-16 Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Ordening voor de lezingen van de Mis - Editio typica altera, Ordo Lectionum Missae (21 jan 1981), 5 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 120-123.128-130.1093-1095 en eveneens aanvaarden zij de sacramentele tekenen die zij slechts ten volle kunnen verstaan door de heilige Schrift en in het leven van de Kerk. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1093-1096
Het onderscheidingsvermogen dat in de loop van de geschiedenis van de Kerk is gebleken, blijft noodzakelijk om door de liturgie het heilswerk, dat door Christus is volbracht, in de Kerk door de kracht van de Heilige Geest getrouw voort te zetten overal in tijd en ruimte en binnen de verschillende menselijke culturen.