Antonius M. Kard. Javierre Ortas - 25 maart 1994
Wat betreft de ritus van de christelijke initiatie behoort het tot de opdracht van de bisschoppenconferenties ”met zorg en met de nodige voorzichtigheid na te gaan wat uit de eigen aard en de eigen tradities van de volken kan overgenomen worden” Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Orde van dienst voor het catechemunaat, Ordo initiationis christianae adultorum (6 jan 1972) Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Het Doopsel van kinderen, Ordo Baptismi parvulorum (15 mei 1969), 30. 2 en ”in de missiegebieden … te beoordelen of elementen van de initiatie die bij een bepaald volk in gebruik zijn, aan het ritueel van het christelijk doopsel kunnen worden aangepast en te besluiten of zij daarin opgenomen dienen te worden”. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Het Doopsel van kinderen, Ordo Baptismi parvulorum (15 mei 1969), 31 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 65 Men dient er evenwel op bedacht te zijn dat met het woord initiatie niet hetzelfde aangegeven en daaronder hetzelfde wordt verstaan wanneer het gaat om riten betreffende een sociale initiatie bij bepaalde volken of wanneer het daarentegen gaat over de weg van de christelijke initiatie, die door de riten van het katechumenaat er stap voor stap toe leidt dat de mensen door de sacramenten van het doopsel, het vormsel en de eucharistie binnen de kerkgemeenschap in Christus worden ingelijfd.