Antonius M. Kard. Javierre Ortas - 25 maart 1994
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft in 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) voorzien dat de wettige verscheidenheid – die in het verleden in de Romeinse ritus voorkwam – opnieuw ingevoerd zou worden, vooral in de missiegebieden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 38.40. 3 Want ”de Kerk wenst in zaken die niet het geloof of het welzijn van heel de gemeenschap raken, niet een starre gelijkvormigheid op te leggen, ook niet in de liturgie”. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 37 De Kerk die immers de verscheidenheid van liturgische vormen en families heeft erkend en deze tot op heden nog erkent, is van mening dat deze verscheidenheid geenszins afbreuk doet aan haar eenheid, doch integendeel deze bevordert. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de Oosterse Kerken, Orientalium Ecclesiarum (21 nov 1964), 2 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 3.4 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1200-1206