H. Paus Paulus VI - 29 september 1963
Deze verwachtingen strekken zich ook uit tot een ander primair doel van het bijeengeroepen Concilie, de vernieuwing van de heilige Kerk.
Volgens onze mening moet deze vernieuwing eveneens als uitgangspunt hebben het besef van de band, die de Kerk met Christus verbindt. De Kerk wil, gelijk wij zeiden, in Christus haar eigen beeld zoeken. Als zij, na deze bezinning, een schaduw of een vlek bespeurt op haar gelaat, op haar bruidskleed, wat moet zij dan vanzelf en onherroepelijk doen? Vanzelfsprekend niets anders dan zich vernieuwen, zich verbeteren, zich gelijkvormig maken aan haar goddelijk toonbeeld, dat zij krachtens haar allereerste plicht heeft te volgen.
Wij herinneren aan de woorden van Jezus Christus, die Hij sprak in het hogepriesterlijk gebed op de vooravond van Zijn lijden en sterven: "Ik heilig Mijzelf, opdat ook zij in de waarheid geheiligd mogen zijn" (Joh. 17, 19).
Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie moet, naar onze mening, deze duidelijke levenswijze, die Christus gewild heeft, erkennen en aanvaarden. Alleen dan, als dit grootse werk van haar innerlijke heiliging voltooid is, kan de Kerk haar gelaat aan heel de wereld tonen met de woorden: "Wie Mij ziet, ziet ook de Vader" (Joh. 14, 9).