Paulus Augustinus Kardinaal Mayer o.s.b. - 5 november 1987
CONCERTEN IN KERKGEBOUWEN | |||
► | Punten van overweging | ||
► | Het orgel |
Thans is het gebruik van het orgel tijdens de liturgische vieringen beperkt. In het verleden verving het orgel de actieve deelname van de gelovigen en overstemde het de aanwezigheid van hen die "zwijgende en passieve toeschouwers waren van de viering" Paus Pius XI, Apostolische Constitutie, Over het gestadig meer bevorderen van de liturgie, de gregoriaanse zang en de gewijde muziek, Divini Cultus Sanctitatem (20 dec 1928), 17. Het orgel kan tijdens de vieringen de liturgische gezangen van de gemeenschap of van het koor begeleiden en ondersteunen. Maar het orgel mag de gebeden en de zang van de voorganger en de lezingen van lector of diaken niet begeleiden.
Het zwijgen van het orgel moet volgens de traditie eveneens worden gehandhaafd in de boetetijden (Veertigdagentijd met inbegrip van de Goede Week), tijdens de Advent en in de liturgie van de overledenen. In deze omstandigheden mag het orgel uitsluitend klinken als ondersteuning van de zang.
Het is goed het orgel te bespelen, zelfs gedurende langere tijd, ter voorbereiding en tot besluit van de vieringen.
Het is zeer belangrijk dat er in alle kerken, maar vooral in de voornaamste, bekwame musici en uitstekende muziekinstrumenten zijn. Men moet bijzondere zorg hebben voor orgels uit voorbije perioden, die vanwege hun kenmerken nog altijd waardevol zijn.