Paulus Augustinus Kardinaal Mayer o.s.b. - 5 november 1987
Volgens de traditie, zoals deze verklaard wordt door het rituaal van kerk- en altaarwijding, is het kerkgebouw de plaats waar het volk van God bijeenkomt. Dit volk, samengebracht ‘in de eenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest, is de kerk of Gods tempel die uit levende stenen is opgebouwd, waar de Vader wordt aanbeden in geest en waarheid. Terecht wordt van oudsher de naam kerk ook gegeven aan het gebouw waarin de Christengemeenschap samenkomt om het woord van God te aanhoren, samen te bidden, de sacramenten te ontvangen, de Eucharistie te vieren’ en de Eucharistie als blijvend sacrament op deze plaats te aanbidden. Vgl. Orde van dienst voor Kerk- en altaarwijding, hoofdstuk 2, nr. l.
Het kerkgebouw kan dus niet beschouwd worden als een gewone openbare ruimte die gebruikt kan worden voor alle soorten van bijeenkomsten. Het is een heilige plaats die blijvend afgezonderd is voor de eredienst van God door de wijding of zegening die het kerkgebouw heeft ontvangen.
Als zichtbaar gebouw is de kerk het teken van de Kerk die hier op aarde onderweg is, voorafbeelding van het hemels Jeruzalem, plaats waar hier reeds het mysterie van de gemeenschap tussen God en mensen werkelijkheid wordt. Te midden van de stedelijke- en plattelandsbebouwing is de kerk bovendien het huis van God, d.w.z. het teken van zijn verblijf onder de mensen. Het kerkgebouw blijft dus een gewijde plaats, zelfs buiten de liturgische vieringen.
In een samenleving die gekenmerkt wordt door gejaagdheid en lawaai, vooral in de grote steden, zijn kerken ook de gunstige plaatsen waar men in de stilte of in het gebed de innerlijke vrede of het licht van het geloof weer kan vinden.
Dit is alleen mogelijk als het kerkgebouw zijn identiteit bewaart. Wanneer dit wordt gebruikt voor doeleinden die afwijken van zijn eigenlijke bestemming, loopt zijn kenmerk als teken van het christelijk mysterie gevaar, met als gevolg min of meer ernstige schade voor de geloofsopvoeding en het bewustzijn van het volk Gods, overeenkomstig het woord van de Heer: ‘Mijn huis is een huis van gebed’ (Lc. 19, 46)