
Paus Benedictus XVI - 10 januari 2007
Beste broeders en zusters,
nu de tijd van de feesten voorbij is, keren we terug tot onze catechesen. Ik heb met jullie gemediteerd over de gestalten van de twaalf Apostelen en over de heilige Paulus. Vervolgens zijn we begonnen met na te denken over de andere figuren uit Kerk in haar geboorte-uur. Zo willen we vandaag stil staan bij de persoon van de heilige Stefanus, door de Kerk gevierd op de dag na Kerstmis. De heilige Stefanus is de meest representatieve van een groep van zeven gezellen. De traditie ziet in deze groep de oorsprong van het latere ambt van de "diakens", ook al dient onderstreept te worden dat deze benaming niet in het boek van de Handelingen voorkomt. De belangrijkheid van Stefanus is in ieder geval af te leiden uit het feit dat Lucas van dit belangrijke boek twee hele hoofdstukken aan hem besteedt.
Het gebaar van de handoplegging kan verschillende betekenissen hebben. In het Oude Testament heeft het gebaar vooral de betekenis van het overdragen van een belangrijke taak, zoals Mozes deed bij Jozua Vgl. Num. 27, 18-23 , hem zo aanwijzend als zijn opvolger. In dezelfde lijn zal ook de Kerk van Antiochië dit gebaar gebruiken om Paulus en Barnabas op missie te zenden naar de volkeren van de wereld Vgl. Hand. 13, 3 . Naar een dergelijke oplegging van de handen op Timotheüs, verwijzen de twee aan hem gerichte brieven van Paulus Vgl. 1 Tim. 4, 14 Vgl. 2 Tim. 1, 6 .
Dat het om een belangrijke handeling ging, die eerst na onderscheiding te verrichten is, is af te leiden uit wat in de Eerste Brief aan Timotheüs staat: "Leg niemand overijld de handen op en maak u niet medeplichtig aan de zonden van anderen" (1 Tim. 5, 22) Noot van de vertaler: Sommige journalisten interpreteerde deze aanhaling als een verborgen verwijzing naar de recente problematiek rond de benoemde nieuwe primaat van Polen die vlak voor de plechtige inbezitname (7 januari 2007) van de zetel van Warschau moest terugtreden vanwege aan het licht gekomen collaboratie met het communistische bewind. Toch is deze associatie niet erg plausibel. Het gaat bij de inbezitname van de zetel van de primaat immers niet om handoplegging. Bovendien past deze aanhaling, anders dan zulke journalistiek beweerde, wel degelijk in de opbouw van de argumentatie om aan te tonen dat het bij de handoplegging om een "belangrijke handeling" gaat bij het overdragen van een "belangrijke taak" en zo de ontwikkeling te schetsen naar een "sacramenteel teken". We zien dus dat het gebaar van de handoplegging zich ontwikkelt in de lijn van een sacramenteel teken. In het geval van Stefanus en zijn gezellen gaat het zeker over de officiële overdracht van een taak van de zijde van de Apostelen, en tegelijkertijd om het afsmeken van de genade om die taak te kunnen uitoefenen.
Lucas geeft ons de laatste toespraak door van de heilige, een samenvatting van zijn prediking. Zoals Jezus aan de leerlingen van Emmaüs had laten zien dat heel het Oude Testament van Hem spreekt, van zijn kruis en zijn verrijzenis, zo leest de heilige Stefanus, daarin het onderricht volgend van Jezus, heel het Oude Testament met een christologische leessleutel. Hij laat zien dat het mysterie van het Kruis in het centrum staat van de heilsgeschiedenis zoals deze wordt verhaald in het Oude Testament. Hij laat zien dat in werkelijkheid Jezus, de Gekruisigde en Verrezene, het eindpunt is van heel deze geschiedenis. En dus laat hij ook zien dat de eredienst van de tempel ten einde is en dat Jezus, de Verrezene, de nieuwe en ware "tempel" is.
Juist dit "nee" tegen de tempel en zijn eredienst roept de veroordeling van de heilige Stefanus op, die op dat moment - zo vertelt ons Lucas - zijn blik op de hemel gevestigd houdt en de heerlijkheid van God ziet en Jezus staande aan diens rechterhand. En terwijl hij de hemel ziet, God en Jezus, zegt hij: "Ik zie de hemel open en ik zie de Mensenzoon staan aan de rechterhand van God" (Hand. 7, 56). Daarop volgt zijn marteldood, die in feite gemodelleerd is volgens het lijden van Jezus zelf, in zoverre hij aan "de Heer Jezus" zijn eigen geest toevertrouwt en bidt dat de zonden van zijn moordenaars hun niet wordt aangerekend (Hand. 7, 59).
Eenmaal uit Jeruzalem verjaagd, veranderden zij in rondtrekkende missionarissen: "Zij die zich zo verspreid hadden, trokken rond en verkondigden de goede boodschap" (Hand. 8, 4) Noot van de vertaler: letterlijk: "evangeliseerden het woord". De Willibrordvertaling (1975) kiest voor "verkondigden het woord van de Blijde Boodschap", de door de paus gebruikte Italiaanse versie heeft: "en verspreidden het Woord van God".. De vervolging en de daarop volgende verspreiding worden tot missie. Het evangelie verspreidde zich zo in Samaria, in Fenicië en in Syrië tot aan de grote stad Antiochië, waar het volgens Lucas voor de eerste keer ook aan de heidenen werd verkondigd (Hand. 11, 19-20) en waar tevens voor de eerste keer de naam "christenen" heeft geklonken (Hand. 11, 26).
Op dit punt kunnen we de wonderwerken zien van de goddelijke Voorzienigheid. Hoewel Saulus een verbeten tegenstander was van de visie van Stefanus, herneemt hij, na de ontmoeting met Christus onderweg naar Damascus, de christologische lezing van het Oude Testament, zoals verricht door de Protomartelaar, verdiept en voltooit die en wordt zo de "Apostel van de heidenen". De Wet, zo leert hij, is vervuld in het kruis van Christus, en het geloof in Christus, de gemeenschap (communio) met de liefde van Christus, is de ware vervulling van heel de Wet. Dit is de inhoud van de prediking van Paulus. Hij laat zo zien dat de God van Abraham de God wordt van allen, en allen die in Jezus Christus geloven, worden als kinderen van Abraham deelgenoten van de beloften. In de zending van Paulus komt de visie van Stefanus tot verwerkelijking.
De heilige Stefanus spreekt ons vooral over Christus, over de gekruisigde en verrezen Christus als middelpunt van de geschiedenis en van ons leven. Het is ook te begrijpen dat het Kruis altijd centraal blijft in het leven van de Kerk en ook in ons persoonlijk leven. In de geschiedenis van de Kerk zal het lijden, de vervolging nooit ontbreken en juist de vervolging wordt, naar de beroemde zin van Tertullianus, bron van zending voor de nieuwe christenen. Ik citeer zijn woorden: "Wij vermenigvuldigen ons iedere keer als wij door jullie worden gemaaid: het is een zaad, dat bloed van de christenen" Tertullianus, Apologeticum. 50, 13: Plures efficimur quoties metimur a vobis: semen est sanquis christianorum.
Maar ook in ons leven wordt het kruis, dat nooit zal ontbreken, een zegen, en wanneer wij het kruis aanvaarden, in de wetenschap dat het een zegen wordt en is, leren wij ook in momenten van moeilijkheden de vreugde van de christen. De waarde van het getuigenis is onvervangbaar, want het Evangelie leidt daar naartoe en de Kerk leeft daarvan. Moge de heilige Stefanus ons leren deze lessen ter harte te nemen. Moge hij ons leren het Kruis lief te hebben want het is de weg waarlangs Christus steeds weer opnieuw midden onder ons komt.