H. Paus Johannes Paulus II - 20 april 1984
Eerbiedwaardige broeders en geliefde zonen en dochten heil en apostolische zegen.
Terwijl het jubileumjaar van de verlossing Noot van de redactie: 25 maart 1983 - 22 april 1984 ten einde loop gaan onze gedachten naar dat unieke land dat gelegen is waar Europa, Azië en Afrika samenkomen en waar de verlossing van het menselijk geslacht “eens voor al” is voltrokken Vgl. Rom. 6, 10 Vgl. Hebr. 7, 27 Vgl. Hebr. 9, 12 Vgl. Hebr. 10, 10 . Het land dat wij heilig noemen, omdat het het aardse vaderland was van Christus die er rondtrok terwijl Hij “de blijde boodschap verkondigde van het koninkrijk en alle ziekten en alle kwalen onder het volk genas” (Mt. 4, 23).
Dit jaar vooral hadden wij graag dezelfde ontroering van dezelfde vreugde ervaren, waarmee onze voorganger Paus Paulus VI zich in 1964 naar het heilig Land en Jeruzalem begaf. Wanneer wij daar niet met het lichaam konden zijn, voelen wij ons toch in de geest als pelgrim in dat land waar onze verzoening met God is bewerkt, om de Vredevorst de kostbare gave van de verlossing en de vrede af te smeken, welke de harten van de mensen, de gezinnen, de volkeren en vooral de naties die zich juist in deze streek bevinden, vurig wensen. Wij denken vooral aan de stad Jeruzalem waar Jezus door zijn leven te offeren “de twee werelden één gemaakt heeft en de scheidsmuur heeft neergehaald, door in zijn vlees de vijandschap ... te vernietigen” (Ef. 2, 14.15).
Jeruzalem is, voordat het de stad van Jezus de Verlosser werd, de historische plaats van de Bijbelse openbaring van God geweest, als ontmoetingsplaats van hemel en aarde, waar meer dan op welke plaats ook het gesprek van God met de mensen plaats had.
De Christenen zien er met godsdienstige en grote genegenheid naar op, omdat daar het woord van Christus zo dikwijls heeft weerklonken, omdat daar de grote gebeurtenissen van de verlossing hebben plaats gehad, namelijk het lijden, de dood en de verrijzenis van de Heer. In de stad Jeruzalem is de eerste christelijke gemeenschap ontstaan, en door de eeuwen heeft zich daar, hoewel door moeilijkheden getroffen, een voortdurende kerkelijke aanwezigheid gehandhaafd.
De joden beminnen het vurig met zijn rijkdom aan vele sporen en monumenten sedert de tijd van David, die het tot hoofdstad koos, en van Salomo die er de tempel bouwde, en in alle tijden houden zij zijn gedachtenis in ere. Sindsdien richten zij, mag men wel zeggen, dagelijks hun geest erop en beschouwen het als teken van hun natie.
Ook de moslims noemen Jeruzalem met vurige liefde “heilig” hetgeen teruggaat op de oorsprong van de mohammedaanse leer en voortkomt uit het feit dat zij veel eigen heilige pelgrimsplaatsen hebben en daar reeds meer dan duizend jaar bijna ononderbroken wonen.
Behalve deze buitengewone en machtige monumenten omvat Jeruzalem levende gemeenschappen van gelovigen, waarvan de aanwezigheid de volkeren van heel de wereld tot teken en bron van hoop is, en die naar de heilige stad opzien als een geestelijk erfdeel en teken van vrede en eendracht. Want als vaderland van het hart van alle kinderen van Abraham naar de geest, die het zeer liefhebben en de plaats waar volgens het geloof de oneindige transcendentie van God en de geschapen dingen elkaar ontmoeten, is Jeruzalem een symbool van samenkomst, van vriendschap en vrede voor heel de mensenfamilie.
De heilige stad nodigt derhalve heel het menselijk geslacht krachtig tot vrede uit, vooral de aanbidders van de ene en grote God, de barmhartige Vader van de volkeren. Maar erkend moet worden, dat Jeruzalem ook een oorzaak blijft van voortdurende strijd, geweld en allerlei vormen van eigen aanspraken.
Deze situatie en deze gedachten doen deze woorden van de profeet op de lippen komen: “Omwille van Sion mag ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem mag ik niet rusten, tot zijn gerechtigheid straalt als een gloed en zijn heil als een brandende toorts” (Jes. 62, 1).
Wij denken aan de dag en zien naar haar uit, dat wij werkelijk zo “door God worden onderricht” (Joh. 6, 45), dat wij aan zijn boodschap van verzoening en vrede gehoor geven. Wij denken aan de dag, waarop joden, Christenen en moslims elkaar in de stad Jeruzalem begroeten met de vredesgroet waarmee Christus de leerlingen na zijn verrijzenis begroette: “Vrede zij u” (Joh. 20, 19).
De Pausen heeft vooral in deze eeuw altijd met angstige bezorgdheid de pijnlijke gebeurtenissen gevolgd waardoor Jeruzalem gedurende vele decennia werd getroffen en hebben grote aandacht geschonken aan de verklaringen van de internationale instellingen die zich met de heilige stad bezighielden.