
Paus Benedictus XVI - 21 december 2006
Aan de vereerde Broeders
in het Bisschopsambt en in het Priesterschap,
aan de allerdierbaarste katholieke broeders en zusters
in het gebied van het Midden Oosten.
Het lijden gaat ten diepste allen gemeenschappelijk aan, en wanneer iemand lijdt moet hij vooral het verlangen voelen om te begrijpen hoeveel de ander wellicht lijdt die zich in een analoge situatie bevindt. De geduldige en nederige dialoog, bestaande uit het wederzijds luisteren naar elkaar en gericht op het begrijpen van de situatie van de ander, heeft al goede vruchten gedragen in veel landen die eerder verwoest waren door geweld en wraak. Een beetje meer vertrouwen in de menselijkheid van de ander, vooral wanneer hij lijdt, kan niet anders dan waardevolle resultaten opleveren. Op deze innerlijke gesteltenis wordt tegenwoordig van veel kanten met gezag een beroep gedaan.
In de huidige omstandigheden, die worden getekend door weinig licht en te veel duisternis, is het voor mij een rede tot troost en hoop, te weten dat de christengemeenschappen van het Midden Oosten, waarvan het intense lijden mij zeer wel voor de geest staat, voortgaan levende en actieve gemeenschappen te zijn, die vastbesloten zijn in de samenlevingen die hen omringen getuigenis te geven van hun geloof, ieder vanuit de eigen specifieke identiteit. Zij verlangen op constructieve manier te kunnen bijdragen aan het verlichten van de urgente noden van hun respectievelijke samenlevingen en van de hele regio.
In zijn eerste Brief, schrijvend aan veeleer arme en terzijde geschoven gemeenschappen die niet erg in tel waren in de toenmalige samenleving en zelfs werden vervolgd, aarzelde Petrus niet te zeggen dat hun moeilijke situatie beschouwd moest worden als "genade". Vgl. 1 Pt. 1, 7-11 En inderdaad: is het soms geen genade te mogen delen in het lijden van Christus, door zich aan te sluiten bij zijn handelen, toen Hij onze zonden op zich heeft genomen om ze uit te boeten? Moge de katholieke gemeenschappen, die dikwijls moeilijke omstandigheden beleven, zich bewust zijn van de machtige kracht die uitgaat van hun in liefde aanvaard lijden! Het is lijden dat het hart van de ander en het hart van de wereld kan veranderen. Daarom moedig ik iedereen aan om volhardend te eigen weg te blijven volgen, ondersteund door het besef van de "prijs" waarvoor Christus hem heeft verlost. Vgl. 1 Kor. 6, 20
Zeker, het beantwoorden aan de eigen christelijke roeping is des te moeilijker voor de leden van gemeenschappen die een minderheid zijn en getalsmatig dikwijls van weinig betekenis in de samenleving waarin zij opgaan. Toch, zo schreven uw Patriarchen in hun Pastorale Brief van Pasen 1992:
"Het licht mag dan zwak zijn in een huis, toch verlicht het heel het huis. Het zout mag dan een uiterst klein onderdeel zijn in het voedsel, toch is het juist het zout dat er smaak aan geeft. Er gaat maar weinig gist in het deeg, maar het is juist het gist dat het doet rijzen en het er op voorbereid brood te worden".
Ik maak deze woorden tot de mijne en moedig de katholieke Herders aan in hun dienstwerk te volharden, door hun onderlinge eenheid te cultiveren en steeds hun kudde nabij te blijven. Zij mogen weten dat de paus de angsten, de hoop en de oproepen deelt die zij in hun jaarlijkse Brieven uiten, en zoals zij die ook uiten bij de dagelijkse uitoefening van hun heilige plichten. Hij bemoedigt hen bij hun inspanning om de hun toevertrouwde kudde te steunen en te sterken in het geloof, de hoop en de liefde. De aanwezigheid van hun gemeenschappen in de diverse landen van de regio vormt, onder andere, een element dat een grote stimulans kan zijn voor de oecumene.
Dikwijls kan het kwaad op de een of andere manier onherstelbaar zijn. Toch moet men niet vergeten dat ook het gewoon elkaars buren blijven en samen het gemeenschappelijk lijden beleven, als balsem werkt op de wonden en bereid maakt tot gedachten en werken van verzoening en vrede. Er komt een vertrouwelijke en broederlijke dialoog uit voort, die mettertijd en met de genade van de Geest, zal kunnen veranderen in een dialoog op breder niveau: cultureel, sociaal en politiek. Bovendien weet de gelovige dat hij kan rekenen op een hoop die niet teleurstelt, omdat zij gebaseerd is op de aanwezigheid van de Verrezene. Uit Hem komen de gelovige inzet en de liefdevolle werkzaamheid voort Vgl. 1 Tess. 1, 3 . Ook in de smartelijkste moeilijkheden getuigt de christelijke hoop dat de berusting en het pessimisme het echte grote gevaar vormen dat een hinderlaag vormt voor het beantwoorden aan de roeping die aan het Doopsel ontspringt. Daar kunnen wantrouwen, angst, zelfmedelijden, fatalisme en vlucht uit voortvloeien.
We weten goed dat de beloofde troost van de heilige Geest niet simpelweg bestaat in mooie woorden, maar zich vertaalt in een verruiming van geest en hart, waardoor we de eigen situatie kunnen zien in het grotere kader van de hele schepping die barensweeën lijdt in afwachting van de openbaring van de kinderen Gods Vgl. Rom. 8, 19-25 . In dat perspectief kan eenieder ertoe komen meer aan het lijden van de ander te denken dan aan het eigen lijden, meer aan dat van de gemeenschap dan aan het lijden dat hem privé raakt, en kan hij er zich om bekommeren iets te doen waardoor de ander, of de anderen begrijpen, dat er begrip en ontvankelijkheid is voor hun lijden en dat er naar uitgekeken wordt om, voor zover dat mogelijk is, daar iets aan te doen.
Zoals U weet, allerdierbaarste broeders en zusters, hoop ik vurig dat de Voorzienigheid het zo ordent dat de omstandigheden mij een pelgrimstocht toestaan naar het Land dat heilig gemaakt is door de gebeurtenissen van de Heilsgeschiedenis. Zo hoop ik te kunnen bidden in Jeruzalem "vaderland van het hart van alle geestelijke afstammelingen van Abraham, die haar mateloos lief hebben" H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Aan Bisschoppen, priesters en het gehele gelovige volk in de stad Jeruzalem en vrede voor alle mensen in het Midden Oosten, Redemptionis Anno (20 apr 1984). AAS LXXVI, 1984, p. 625. Ik ben er inderdaad van overtuigd dat zij, Jeruzalem, kan oprijzen "tot symbool van ontmoeting, van eenheid en van vrede voor heel de mensenfamilie" H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Aan Bisschoppen, priesters en het gehele gelovige volk in de stad Jeruzalem en vrede voor alle mensen in het Midden Oosten, Redemptionis Anno (20 apr 1984), 1.
In afwachting dat dit verlangen bewaarheid wordt, moedig ik U aan voort te gaan op de weg van het vertrouwen, en gebaren te stellen van vriendschap en goede wil. Ik bedoel zowel de eenvoudige en alledaagse gebaren, die in uw gebieden van ouds in praktijk gebracht worden door veel eenvoudige mensen, die altijd alle mensen met respect hebben behandeld, alsook gebaren die op de een of andere manier heldhaftig zijn, en die worden geïnspireerd door het authentieke respect voor de menselijke waardigheid, in een poging uitwegen te vinden uit de situaties van ernstig conflict. De vrede is zo'n groot goed en zo urgent, dat zij ook grote offers rechtvaardigt van allen.
Met zulke gevoelens verleen ik aan ieder van U van ganser harte een bijzondere Apostolische Zegen, als onderpand van mijn genegenheid en mij voortdurend gedenken.
Uit het Vaticaan, 21 december 2006
Paus Benedictus XVI