
Paus Benedictus XVI - 3 januari 2007
In werkelijkheid bezit alleen het Kind dat in de kribbe ligt het ware geheim van het leven. Daarom vraagt Hij dat wij Hem op nemen, ruimte voor Hem maken in ons, in onze harten, in onze huizen, in onze steden en in onze samenlevingen. In geest en hart weerklinken de woorden uit de proloog van Johannes: "Aan degenen die Hem toch opnamen, heeft Hij het vermogen gegeven om kinderen te worden van God" (Joh. 1, 12). Laten we trachten tot hen te behoren die hem opnemen.
Tegenover Hem kan men niet onverschillig blijven. Ook wij, beste vrienden, moeten aanhoudend stelling nemen. Hoe zal ons antwoord dus zijn? Met wat voor houding nemen wij Hem op? De eenvoud van de herders komt ons helpen en de zoektocht van de Wijzen, die door middel van de ster de tekenen van God zoeken te verstaan; de ontvankelijke gewilligheid van Maria is ons tot voorbeeld, evenals de wijze voorzichtigheid van Jozef. De meer dan tweeduizend jaar christelijke geschiedenis zijn vol voorbeelden van mannen en vrouwen, van jongeren en volwassenen, van kinderen en ouderen die in het mysterie van Kerstmis hebben geloofd, die de armen geopend hebben voor de Emmanuël en met hun leven fakkels van licht en hoop zijn geworden.
Met de liefde die Jezus bij zijn geboorte te Betlehem naar de wereld gebracht heeft, bindt Hij allen die hem aanvaarden aan zich, in een duurzame relatie van vriendschap en broederschap. Johannes van het Kruis zegt: "Door ons alles te geven, dat wil zeggen zijn Zoon, heeft Hij alles tegelijk gezegd in Hem. Vestig je ogen op Hem alleen... en in Hem zul je nog méér vinden dan je vraagt en verlangt" H. Johannes van het Kruis, De bestijging van de Berg Karmel, Subida del Monte Carmelo. Boek II, hfdst. 22, 4-5.