H. Paus Paulus VI - 21 november 1964
Tenslotte zouden wij ook willen dat de leer van de Kerk ook haar licht werpt over de profane wereld, waarin zij leeft en waardoor zij omringd is, en dat zij haar tot zich trekt: zij moet immers verschijnen als het teken onder de volkeren (Jes. 5, 26), om allen veilig te begeleiden op hun weg naar de waarheid en het leven. Want zoals iedereen duidelijk is, vergeet deze leer, terwijl zij zich trouw aanpast aan de strenge methode van de theologie die haar rechtvaardigt en groot maakt, toch nooit de mensen, die tot de Kerk behoren of die het historisch en sociaal milieu vormen, waarin zij haar zending vervult. De Kerk is er voor de mensheid. De Kerk eist geen ander aards gezag voor zich op dan dat, welke haar toestaat om de mensen te dienen en te beminnen. Door haar denkwijze en haar structuur te perfectioneren, tracht de Kerk toch niet zich af te scheiden van de omgang en de verhouding tot de mensen van haar tijd, maar zij wil hen beter begrijpen, deelhebben aan hun beproevingen en hun goede verlangens en de inspanningen ondersteunen die de moderne mens zich getroost voor voorspoed, vrijheid en vrede. Maar alles, wat op die wijze begonnen is, zullen wij op het eind van het Concilie voortzetten, wanneer tijdens de volgende en laatste zitting het 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Dignitatis Humanae
Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden
(7 december 1965) van alle kanten bestudeerd zal zijn: alleen wegens gebrek aan tijd op het einde van deze zitting kon het niet volledig behandeld worden; dit geldt ook van het 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965), dat de bekroning zal zijn van de werkzaamheden van het Concilie en dat in de loop van deze zitting reeds even is aangeroerd.