H. Paus Paulus VI - 21 november 1964
Wij durven ook te hopen, dat deze leer van de Kerk gunstig en welwillend ontvangen zal worden door onze broeders in Christus, die nog van ons gescheiden zijn. Hoe gaarne zouden wij willen, dat deze leer, aangevuld met de verklaringen van het 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Unitatis Redintegratio
Over de oecumene
(21 november 1964), dat dit Concilie ook heeft goedgekeurd, hen als een zuurdeeg van liefde zal aansporen om de raadgevingen en de idealen van die leer zó te waarderen, dat zij steeds dichter tot onze gemeenschap naderen en tenslotte, als het God behaagt, aan ons gelijk zullen zijn. Wat ons betreft, deze leer verschaft ons de verrassende vreugde te constateren dat de Kerk, door de trekken van haar eigen gelaat nauwkeurig aan te geven, de grenzen van haar liefde niet beperkt maar juist verruimt en dat zij de sterke beweging van haar katholiciteit, die zich steeds ontwikkelt en uitnodigend openstaat, niet terugdringt. Het zij ons vergund om bij deze gelegenheid aan de waarnemers, die hier de van ons afgescheiden Kerken en christelijke gemeenschappen vertegenwoordigen, onze eerbiedige groet te brengen, hem te danken voor hun aanwezigheid bij de concilievergaderingen, waar zij steeds welkom zijn en hen onze beste wensen mee te geven voor hun voorspoed.