
Paus Pius XII - 2 november 1954
MAGNIFICATE DOMINUM Over het priesterschap - tot Kardinalen en Bisschoppen |
|||
► | Slot |
Eerbiedwaardige broeders, daags voor Zijn lijden heeft Christus tot de Vader gebeden voor Zijn apostelen en voor al hun opvolgers in het apostelambt: "Heilige Vader bewaar hen in Uw naam, die Gij Mij hebt gegeven, opdat zij één mogen zijn zoals Wij. Zoals Gij Mij in de wereld hebt gezonden, zo heb Ik ook hen in de wereld gezonden ... moge de liefde, waarmee Gij Mij hebt bemind, in hen zijn en Ik in hen." Vgl. Joh. 17, 11.18.26
Zo hebben dus wij, uw medepriester en de plaatsbekleder van de eeuwige Herder op aarde, tot u, onze broeders, priesters Vgl. 1 Pt. 5, 1 en herders van uw kudden, gesproken bij de graven van het Hoofd der apostelen en van de heilige Paus Pius X, en aan het eind van onze toespraak gaan onze gedachten weer terug naar de Mis "Si dlligis", waarmee wij ze zijn begonnen. In de prefatie daarvan bidden wij:
"Eeuwige Herder, wil Uw kudde niet verlaten, maar door Uw heilige apostelen in voortdurende bescherming bewaren. Moge zij bestuurd worden door diezelfde leiders, die Gij als plaatsbekleders in Uw werk haar als herders hebt gegeven om aan het hoofd te staan."
En in de tweede Postcommunio voegen wij er aan toe:
"Heer, vermeerder in Uw Kerk, zo bidden wij, de geest van genade, die Gij hebt geschonken, opdat door de voorspraak van de heilige Paus Pius noch aan de herder de gehoorzaamheid van de kudde noch aan de kudde de zorg van de herder moge ontbreken."