Paus Pius XII - 2 november 1954
MAGNIFICATE DOMINUM Over het priesterschap - tot Kardinalen en Bisschoppen |
|||
► | Het priesterschap | ||
► | Het "priesterschap" van de gelovigen |
Overigens mag niet ontkend of betwijfeld worden, dat de gelovigen een zeker "priesterschap" bezitten en dat mag men ook niet geringschatten of verkleinen. Het Hoofd der apostelen gebruikt immers, als hij in zijn eerste brief de gelovigen toespreekt, deze woorden: "Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een aangeworven volk" (1 Pt. 2, 9), en even te voren verklaart hij, dat de gelovigen toekomt "een heilig priesterschap, dat geestelijke offeranden brengt, welgevallig aan God door Jezus Christus" (1 Pt. 2, 8). Maar wat ook de ware en volle betekenis van die eretitel en dit voorrecht moge zijn, zeker moet men hieraan vasthouden, dat dit algemeen priesterschap, dat alle christengelovigen toekomt, hoe verheven en geheimnisvol het ook is, niet alleen in graad, maar ook in wezen verschilt van het eigenlijk gezegde priesterschap, dat bestaat in de macht om het Offer van Christus op te dragen, omdat men daarbij de persoon van de Hogepriester Christus vertegenwoordigt.