
Paus Benedictus XVI - 27 december 2006
Laat het lied dat de engelen aanhieven bij de grot van Betlehem, ons helpen om op deze vraag een antwoord te geven:
"Glorie aan God in de hoogste hemel, en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welgevallen heeft" (Lc. 2, 14).
Het lied van de Kerstnacht, opgenomen in het Gloria, maakt nu deel uit van de liturgie zoals de andere kantieken van het Nieuwe Testament, die verband houden met de geboorte en de kindsheid van Jezus: het Catechismus-Compendium
Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk
(28 juni 2005), het Catechismus-Compendium
Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk
(28 juni 2005) en het Nunc dimittis. Terwijl deze laatste zijn ingevoegd in respectievelijk het morgengebed van de Lauden, het avondgebed van de Vespers en het nachtgebed van de Completen, heeft het Gloria zijn eigen plaats gevonden in de heilige Mis. Aan de woorden van de engel werden al vanaf de 2de eeuw enkele acclamaties toegevoegd: "Wij loven U, wij prijzen U, wij aanbidden U, wij verheerlijken U en zeggen U dank voor uw grote heerlijkheid"; en nog later andere aanroepingen: "Heer God, Lam Gods, Zoon van de Vader, Gij die wegneemt de zonden der wereld...", tot aan het formuleren van een mooie hymne toe, die voor de eerste keer in Mis van het Geboortefeest werd gezongen en later op alle feestdagen. Door zijn invoeging in het begin van de eucharistieviering onderstreept het Gloria de continuïteit die er is tussen de geboorte en de dood van Christus, tussen Kerstmis en Pasen, onlosmakelijke aspecten van een en hetzelfde heilsmysterie.