Paus Benedictus XVI - 25 december 2006
Dierbare broeders en zusters!
Zojuist hebben we in het Evangelie het woord gehoord dat de Engelen in de heilige Nacht tegen de herders gezegd hebben en dat de Kerk nu tot ons roept: "Vandaag is u in de stad van David een Redder geboren, hij is de Messias, de Heer. Dit is het teken voor u: u zult een kind vinden dat in doeken is gewikkeld en in een voederbak ligt" (Lc. 2, 11). Niets geweldigs, niets buitengewoons, niets groots wordt de herders als teken gegeven. Ze zullen enkel een kind vinden, in doeken gewikkeld dat, zoals alle kinderen, moederlijke zorg nodig heeft; een kind dat geboren is in een stal en daarom niet in een wieg, maar in een voederbak ligt. Het teken van God is het kind in zijn behoefte aan hulp en in zijn armoede. Alleen met hun hart zullen de herders kunnen zien dat in dit kind de belofte van de profeet Jesaja werkelijkheid is geworden, die we in de eerste lezing hoorden: "Want een kind wordt geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders" (Jes. 9, 5). Ook ons is geen ander teken gegeven. Door middel van de boodschap van het Evangelie nodigt de engel van God ook ons uit in ons hart op weg te gaan om het kind te zien dat in de voederbak ligt.
Het teken van God is de eenvoud. Het teken van God is het kind. Het teken van God is dat Hij zich voor ons klein maakt. Dit is zijn manier van heersen. Hij komt niet met uiterlijke macht en grootsheid. Hij wil ons niet met kracht overweldigen. Hij neemt van ons de vrees weg voor zijn grootheid. Hij vraagt om onze liefde: daarom maakt Hij zich tot kind. Niets anders wil Hij van ons dan onze liefde, waardoor wij ons spontaan leren inleven in zijn gevoelens, in zijn gedachte, in zijn wil, met Hem leren leven en met Hem ook de nederigheid leren beoefenen van het afstand doen, wat deel uitmaakt van het wezen van de liefde. God heeft zich klein gemaakt opdat wij Hem kunnen begrijpen, Hem kunnen ontvangen en van Hem kunnen houden.
In hun Griekse vertaling van het Oude Testament, vonden de Kerkvaders een woord van de profeet Jesaja, dat ook Paulus aanhaalt om te laten zien hoe de nieuwe wegen van God al van te voren aangekondigd waren in het Oude Testament. Daar stond te lezen: "God heeft zijn woord kort gemaakt, heeft het ingekort" (Jes. 10, 23)(Rom. 9, 28) Noot van de vertaler: Letterlijk vertaald staat er in de (Griekse) Septuagintvertaling van Jesaja 10, 23: "Want het Woord meevolbrengend (logon sunteloon) en inkortend (suntemnoon) in gerechtigheid, zal God in heel de bewoonde wereld zijn Woord ingekort maken (logon suntetmémenon poièsei) ".. De Vaders legden het in een dubbele zin uit. De Zoon zelf is het Woord, de Logos; het eeuwige Woord heeft zich klein gemaakt, zo klein dat hij in een voederbak kon. Hij heeft zich tot kind gemaakt, opdat het Woord door ons vast gehouden zou kunnen worden. Zo leert God ons de kleinen lief te hebben. Zo leert Hij ons van de zwakken te houden. Op deze manier leert Hij ons het respect voor de kinderen. Het kind van Betlehem richt onze blik naar alle lijdende en misbruikte kinderen in de wereld, zowel de geborenen als de ongeborenen. Naar de kinderen die als soldaten binnengeleid worden in een wereld van geweld; naar de kinderen die moeten bedelen; naar de kinderen die ellende en honger lijden; naar de kinderen die geen enkele liefde ervaren. In al deze kinderen roept het kind van Bethlehem ons ter verantwoording; God die zich klein gemaakt heeft roept ons ter verantwoording. Bidden we in deze nacht, dat de glans van Gods liefde al deze kinderen wil liefkozen, en vragen wij God ons te helpen het onze te doen opdat de waardigheid van de kinderen gerespecteerd wordt; dat voor allen het licht van de liefde mag opgaan, waar de mens om te kunnen leven nog meer behoefte aan heeft dan aan de noodzakelijke materiele dingen.
Daarmee zijn we bij de tweede betekenis gekomen die de Vaders gevonden hebben in de zin: "God heeft zijn Woord ingekort". Het Woord dat God tot ons spreekt in de boeken van de Heilige Schrift was in de loop der tijden lang geworden. Lang en ingewikkeld, niet alleen voor het eenvoudige en analfabete volk, maar zelfs nog meer voor de kenners van de Heilige Schrift, voor de geleerden die zich duidelijk verstrikten in de bijzonderheden en in de verschillende vraagstukken, en er haast niet meer in slaagden zicht op het geheel te krijgen. Jezus heeft het Woord "ingekort" - heeft ons weer zijn diepste eenvoud en eenheid doen zien. Al wat ons de Wetten en de profeten leren is samengevat - zegt Hij - in het woord: "U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand... U zult uw naaste liefhebben als uzelf" (Mt. 22, 37-40). Dat is alles - heel het geloof ligt vervat in deze ene act van liefde die God en de mensen omhelst.
Maar meteen komen er vragen op: Hoe kunnen wij God liefhebben met heel ons verstand, als we zo'n moeite hebben Hem met ons verstandelijk vermogen te vinden? Hoe kunnen wij Hem beminnen met heel ons hart en heel onze ziel, als dit hart Hem alleen maar vanuit de verte kan vermoeden en tegelijk zoveel tegenstrijdige dingen in de wereld waarneemt die zijn gelaat voor ons versluieren? Op dit punt ontmoeten elkaar de twee manieren waarop God zijn Woord "ingekort" heeft. Hij is niet meer ver van ons. Hij is niet langer onbekend. Hij is niet langer onbereikbaar voor ons hart. Hij heeft zich voor ons tot kind gemaakt en heeft daarmee alle dubbelzinnigheid verdreven. Hij heeft zich tot onze naaste gemaakt, en daarmee ook het beeld van de mens hersteld dat ons dikwijls zo weinig beminnenswaardig voorkomt. God heeft zich voor ons tot geschenk gemaakt. Hij heeft zichzelf gegeven. Hij neemt de tijd voor ons. Hij, de Eeuwige, die de tijd overstijgt, heeft de tijd aangenomen, heeft onze tijd omhoog en naar zich toe getrokken.
Kerstmis is het feest van de geschenken geworden om God na te doen die zichzelf aan ons gegeven heeft. Dat wij ons hart, onze ziel, ons verstand door dit feit laten raken! Laten wij tussen al die geschenken die wij kopen en ontvangen het ware geschenk niet vergeten: elkaar wederzijds ook iets van onszelf geven! Elkaar wederzijds onze tijd geven. Onze tijd openen voor God. Zo verdwijnt de onrust. Zo wordt de blijdschap geboren, zo wordt het feest gecreëerd. En herinneren wij ons tijdens de feestmaaltijden van deze dagen het woord van de Heer: "Wanneer u een feestmaal geeft, nodig dan niet degenen uit die u op hun beurt uitnodigen, maar nodig degenen die door niemand uitgenodigd zijn en die niet in staat zijn u uit te nodigen" Vgl. Lc. 12, 12-14 . En dit betekent nu juist ook: Wanneer je met Kerstmis geschenken geeft, geef dan niet alleen maar iets aan degenen die op hun beurt jou iets geven, maar geef aan degenen die van niemand iets krijgen en die niet in staat zijn jou in ruil daarvoor iets te geven. Zo heeft God zelf gehandeld: Hij nodigt ons uit voor zijn bruiloftsmaal waarvoor we niks terug kunnen doen en dat we alleen maar met vreugde kunnen ontvangen. Laten we Hem nadoen! Laten we God liefhebben en vanuit Hem ook de mens, om vervolgens vanuit de mens God op een nieuwe manier te ontdekken!
Van dit alles spreekt het teken dat aan de herders werd gegeven en dat ook aan ons wordt gegeven: Het kind dat ons gegeven is; het kind waarin God zich klein gemaakt heeft voor ons. Bidden wij de Heer ons de genade te schenken dat wij in deze nacht met de eenvoud van de herders naar de kribbe kijken om zo de vreugde te ontvangen waarmee zij naar huis terugkeerden Vgl. Lc. 2, 20 . Bidden wij Hem dat Hij ons de nederigheid geeft en het geloof waarmee de heilige Jozef het kind zag dat Maria van de Heilige Geest had ontvangen. Bidden wij dat Hij ons geeft er met de liefde naar te kijken waarmee Maria het beschouwd heeft. En bidden wij dat zo het licht dat de herders zagen, ook ons moge verlichten en dat in heel de wereld in vervulling moge gaan wat de engelen in die nacht zongen: "Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft."
Amen!