
Paus Benedictus XVI - 8 december 2006
DE MENSELIJKE PERSOON - HART VAN DE VREDE Boodschap voor Wereldvrededag, 1 januari 2007 |
|||
► | Het recht op leven en op vrijheid van godsdienst |
De plicht tot respect voor de waardigheid van elk menselijk wezen, in de natuur waarvan zich het beeld van de Schepper weerspiegelt, brengt als consequentie met zich mee dat men niet naar believen over de persoon mag beschikken. Wie grotere politieke, technologische en economische macht geniet, mag die niet zo gebruiken dat hij de rechten schendt van de anderen die het minder getroffen hebben. De vrede berust immers op de eerbiediging van de rechten van allen. De Kerk is zich daarvan bewust en werpt zich op als voorvechtster van de fundamentele rechten van elke mens. In het bijzonder eist zij respect op voor ieders recht op leven en godsdienstvrijheid.
Het respect voor het recht op leven in elk van zijn fasen, vormt een vast punt dat van beslissend belang is: het leven is een gave waarover het subject niet de volledige beschikking heeft. Zo plaatst ook de bevestiging van het recht op vrijheid van godsdienst de mens in relatie met een transcendent Beginsel dat dit recht onttrekt aan de keuzevrijheid van de mens. Het recht op leven en op het vrije tot uitdrukking brengen van zijn eigen geloof in God, ligt niet in de macht van de mens. De vrede heeft het nodig dat er een heldere grens getrokken wordt tussen datgene waarover de mens wel en datgene waarover hij niet beschikken mag: zo zullen onaanvaardbare ingrepen vermeden kunnen worden in dat gebied van waarden dat eigen is aan de mens als zodanig.
Wat betreft het recht op leven is het een plicht het bloedbad aan te klagen dat op dat punt in onze samenleving wordt aangericht: naast de slachtoffers van de gewapende conflicten, van het terrorisme en van de diverse vormen van geweld, zijn er ook de stille doden ten gevolge van de honger, de abortus, het experimenteren met embryo’s en van de euthanasie. Moet men in dit alles niet een aanval zien op de vrede? Abortus en het experimenteren met embryo’s zijn juist de rechtstreekse ontkenning van de houding van het aanvaarden van de ander, wat onontbeerlijk is om blijvende betrekkingen van vrede aan te gaan.
Een ander zorgwekkend symptoom van het gebrek aan vrede in de wereld wordt - wat betreft de vrije uiting van het eigen geloof - gevormd door de moeilijkheden, die zowel christenen als volgelingen van andere godsdiensten dikwijls tegenkomen bij het publiekelijk en vrij belijden van de eigen religieuze overtuigingen. In het bijzonder waar het de christenen betreft, moet ik met smart erop wijzen dat zij daarin niet alleen soms worden gehinderd. In sommige landen worden zij zelfs vervolgd en zelfs recent zijn er tragische gevallen van afschuwelijk geweld te melden. Er zijn regimes die aan allen één enige godsdienst opleggen, terwijl onverschillige regimes geen gewelddadige vervolging, maar wel een systematische culturele bespotting van godsdienstige overtuigingen voeden. In beide gevallen wordt een fundamenteel recht van de mens niet geëerbiedigd, met ernstige repercussies voor het vreedzaam samenleven. Dat kan niet anders dan een mentaliteit en een cultuur bevorderen die zich negatief uitwerken voor de vrede.