Paus Benedictus XVI - 8 december 2006
Wat betreft het recht op leven is het een plicht het bloedbad aan te klagen dat op dat punt in onze samenleving wordt aangericht: naast de slachtoffers van de gewapende conflicten, van het terrorisme en van de diverse vormen van geweld, zijn er ook de stille doden ten gevolge van de honger, de abortus, het experimenteren met embryo’s en van de euthanasie. Moet men in dit alles niet een aanval zien op de vrede? Abortus en het experimenteren met embryo’s zijn juist de rechtstreekse ontkenning van de houding van het aanvaarden van de ander, wat onontbeerlijk is om blijvende betrekkingen van vrede aan te gaan.
Een ander zorgwekkend symptoom van het gebrek aan vrede in de wereld wordt - wat betreft de vrije uiting van het eigen geloof - gevormd door de moeilijkheden, die zowel christenen als volgelingen van andere godsdiensten dikwijls tegenkomen bij het publiekelijk en vrij belijden van de eigen religieuze overtuigingen. In het bijzonder waar het de christenen betreft, moet ik met smart erop wijzen dat zij daarin niet alleen soms worden gehinderd. In sommige landen worden zij zelfs vervolgd en zelfs recent zijn er tragische gevallen van afschuwelijk geweld te melden. Er zijn regimes die aan allen één enige godsdienst opleggen, terwijl onverschillige regimes geen gewelddadige vervolging, maar wel een systematische culturele bespotting van godsdienstige overtuigingen voeden. In beide gevallen wordt een fundamenteel recht van de mens niet geëerbiedigd, met ernstige repercussies voor het vreedzaam samenleven. Dat kan niet anders dan een mentaliteit en een cultuur bevorderen die zich negatief uitwerken voor de vrede.