
Paus Benedictus XVI - 8 december 2006
Tenslotte wil ik een dringend appél doen op het volk van God opdat iedere christen zich verplicht voelt een onvermoeibare bewerker van de vrede te zijn en een vurige verdediger van de waardigheid van de menselijke persoon en van zijn onvervreemdbare rechten. Laat de christen dankbaar zijn jegens de Heer, dat deze hem geroepen heeft om deel uit te maken van zijn Kerk die in de wereld "het teken en de bescherming is van het transcendente karakter van de menselijke persoon" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 76, en laat hij niet moe worden van Hem het fundamentele goed van de vrede af te smeken dat in het leven van ieder zo belangrijk is.
Laat hij er ook trots op zijn om met edelmoedige toewijding de zaak van de vrede te mogen dienen, en zijn broeders tegemoet gaan, met name degenen die, naast het feit dat zij armoede en ontberingen lijden, ook nog dat kostbare goed van de vrede missen. Jezus heeft ons geopenbaard dat "God liefde is" Vgl. 1 Joh. 4, 8 en dat de hoogste roeping van iedere persoon in de liefde bestaat. In Christus kunnen wij de krachtigste redenen vinden om vurige voorvechters te zijn van de menselijke waardigheid en moedige bouwers van vrede.