INSTRUCTIO DE MUSICA SACRA ET SACRA LITURGIAOver gewijde muziek en de heilige Liturgie
(Soort document: Congregatie voor de Riten)
Gaetano Kard. Cicognani -
3 september 1958
"De heilige liturgie maakt de integrale openbare eredienst uit van het mystieke Lichaam van Jezus Christus, d.i. van het Hoofd en van zijn ledematen"
Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 20-21. Daarom zijn "liturgische handelingen" die gewijde handelingen die, krachtens instelling door Jezus Christus of de Kerk en in hun naam, in overeenstemming met de door de H. Stoel goedgekeurde liturgische boeken, door personen die hiertoe wettig zijn bestemd, worden voltrokken, om aan God, de Heiligen of de Zaligen de verschuldigde eredienst te brengen
Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1256; de andere gewijde handelingen die, hetzij in de kerk hetzij daarbuiten, ook in tegenwoordigheid van of onder leiding van een priester, worden verricht, worden "oefeningen van godsvrucht" genoemd.
Er zijn twee soorten Missen: de "gezongen" Mis en de "gelezen" Mis. Een Mis wordt gezongen genoemd, indien de priester die het offer opdraagt de gedeelten, die door hem volgens de rubrieken moeten worden gezongen, ook werkelijk zingt; anders wordt de Mis gelezen genoemd.
Een "gezongen" Mis wordt verder, indien hij wordt gevierd met assistentie van gewijde dienaren, plechtige gezongen Mis genoemd; indien hij wordt gevierd zonder gewijde dienaren, heet hij gewone gezongen Mis.
Het gregoriaans, dat bij de liturgische handelingen gebruikt moet worden, is de gewijde zang van de Romeinse Kerk die naar de oude en eerbiedwaardige traditie vroom en trouw bewerkt en geregeld, of ook in de nieuwste tijden naar voorbeelden van de oude traditie gemoduleerd, in de verschillende, door de H. Stoel plechtig goedgekeurde, boeken voor liturgisch gebruik wordt aangeboden. Het gregoriaans eist niet van nature, dat het met muziek van een orgel of een ander muziekinstrument wordt uitgevoerd.
"Religieuze volkszang" is die zang, die spontaan aan het religieus gevoel, waarmee het schepsel mens door de Schepper zelf is begiftigd, ontspruit en derhalve is hij universeel, d.w.z. bij alle volkeren in bloei. Waar echter deze zang allergeschiktst is om het leven van de gelovigen, het privéleven en het sociale leven, met een christelijke geest te doordringen, is hij reeds vanaf de alleroudste tijden in de Kerk in ruime mate beoefend Vgl. Ef. 5, 18-20
Vgl. Kol. 3, 16
en hij wordt ook in onze tijden ten zeerste aanbevolen om de godsvrucht van de gelovigen te voeden en om luister bij te zetten aan de oefeningen van godsvrucht; ja zelfs kan hij soms bij de liturgische handelingen zelf worden toegelaten Paus Pius XII, Encycliek, Over de gewijde muziek, Musicae sacrae disciplina (25 dec 1955). AAS 48 (1956) 13-14.
© 1959, Katholiek Archief 14e jrg., nr. 9/10 p. 193-216