Jacobus Kard. Lercaro - 25 mei 1967
EUCHARISTICUM MYSTERIUM Over de Eredienst van de Eucharistie |
|||
► | DE VIERING VAN DE EUCHARISTIE ALS BLIJVEND SACRAMENT. | ||
► | De plaats voor het bewaren van de Eucharistie. |
Waar men de Eucharistie volgens de voorschriften van het recht mag bewaren, daar mag er in één en dezelfde kerk slechts één altaar of kerk of plaats zijn, waar zij onafgebroken of gewoonlijk wordt bewaard. Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1268. par. 1 Daarom zal er als regel in iedere kerk slechts één tabernakel zijn, en dit moet stevig zijn en beveiligd tegen inbraak. Vgl. Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964), 95 Vgl. Congregatie voor de Sacramenten, Nullo unquam tempore (28 mei 1938), 4
"De Eucharistie moet worden bewaard in een stevig en veilig tabernakel, in het midden van het hoogaltaar of van een werkelijk voornaam zijaltaar of, volgens het wettig gebruik en in bijzondere gevallen, door de plaatselijke ordinaris toegestaan, ook in een ander gedeelte van de kerk, dat werkelijk voornaam is en passend versierd.
Men mag aan een altaar de Mis celebreren met het gezicht naar het volk, ook als daar een klein maar goed bruikbaar tabernakel staat.” Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964), 95
Bij de viering van de Mis komen een voor een de verschillende manieren naar voren, waarop Christus bij zijn Kerk tegenwoordig is: Alinea 9 vooreerst toont Hij zich tegenwoordig in de vergadering zelf van de gelovigen, die in Zijn naam bijeen is; vervolgens in Zijn woord, wanneer de Schrift wordt voorgelezen en verklaard; verder in de persoon van de bedienaar; tenslotte op bijzondere wijze onder de eucharistische gedaanten. Daarom is het, gezien vanuit het teken, meer in overeenstemming met de aard van de heilige viering, wanneer op het altaar, waaraan de Mis wordt gevierd, zo mogelijk geen tabernakel is, waarin de heilige gedaanten worden bewaard, want anders zou de eucharistische tegenwoordigheid van Christus, die de vrucht is van de consecratie en als zodanig moet uitkomen, er bij het begin van de Mis reeds zijn.
Men dient erop te letten, dat de gelovigen door het conopeum of door een ander geschikt teken, door het bevoegde gezag bepaald, kunnen weten, dat de heilige Eucharistie in het tabernakel aanwezig is.
Volgens het traditioneel gebruik moet er bij het tabernakel voortdurend een lamp branden als een eerbewijs voor de Heer. Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1271