Jacobus Kard. Lercaro - 25 mei 1967
Bij de viering van de Mis komen een voor een de verschillende manieren naar voren, waarop Christus bij zijn Kerk tegenwoordig is: Alinea 9 vooreerst toont Hij zich tegenwoordig in de vergadering zelf van de gelovigen, die in Zijn naam bijeen is; vervolgens in Zijn woord, wanneer de Schrift wordt voorgelezen en verklaard; verder in de persoon van de bedienaar; tenslotte op bijzondere wijze onder de eucharistische gedaanten. Daarom is het, gezien vanuit het teken, meer in overeenstemming met de aard van de heilige viering, wanneer op het altaar, waaraan de Mis wordt gevierd, zo mogelijk geen tabernakel is, waarin de heilige gedaanten worden bewaard, want anders zou de eucharistische tegenwoordigheid van Christus, die de vrucht is van de consecratie en als zodanig moet uitkomen, er bij het begin van de Mis reeds zijn.